Uit de landschappelijke boringen blijkt dat in het grootste deel van het plangebied een A-C bodemopbouw aanwezig is. Van de ooit aanwezige podzol is slechts zeer plaatselijk een verbruiningshorizont bewaard gebleven. Het archeologisch vlak werd aangetroffen op een diepte van 60 tot 70cm en bestaat uit een licht tot donkergele C-horizont. Er werden geen aanwijzingen aangetroffen voor een mogelijke steentijdsite.

Gedurende het proefsleuvenonderzoek kwamen 39 sporen aan het licht. De sporen zijn verspreid over het volledige plangebied, er kan niet van een bepaalde concentratie gesproken worden. In het zuidoostelijk deel is de densiteit aan sporen wel lager te noemen. De sporen kunnen onderverdeeld worden in paalsporen, greppels, grachten en kuilen waarvan de meerderheid in de Romeinse periode tot volle/late middeleeuwen te dateren zijn. Daarnaast werden nog enkele grachten aangetroffen die te relateren zijn aan perceelsgrachten zoals te zien op enkele 19de-eeuwse kaarten. Sporen van begraving werden niet aangetroffen. Ook waterhoudende structuren werden niet aangetroffen, maar kunnen wel aanwezig zijn in het plangebied. Naar analogie met de opgravingen ten oosten van het plangebied maken ze waarschijnlijk deel uit van één of meerdere erven uit de Romeinse periode tot late middeleeuwen. Vanwege de relatieve afwezigheid van vondstmateriaal kan mogelijk eerder een datering in de volle middeleeuwen naar voren geschoven worden. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek sluiten aan bij de resultaten van eerder uitgevoerde archeologische onderzoek in de omgeving waar resten van gefaseerde erven uit de Romeinse periode en volle middeleeuwen en begraving uit de Romeinse periode werden aangesneden.
In het volledige plangebied is een archeologische site aanwezig.