Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden 2 sporen geregistreerd.
Het ene spoor was een ronde, gebioturbeerde kuil. De vulling was lichtgrijs tot donkergrijs, heterogeen met houtskoolspikkels. In de vulling trof men 2 wandscherven handgevormd aardewerk aan. Het aardewerk was bruin tot donkerbruin gevlekt met roetsporen aan de binnenzijde. De verschraling bestond uit zand en schervengruis. De scherven werden gedateerd in de metaaltijden.
Het andere spoor bestond uit de restanten van de palen van een staketsel die zich aan de rand van een natte depressie bevond. Op basis van historische topografische kaarten wordt het spoor in de nieuwste tijd geplaatst.