omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 10712
Deze aanduiding is geldig sinds
In het kader van rioleringswerken voor de afvoer van het hemelwater van de kerk, was het noodzakelijk om twee grote citernes voor het westelijk portaal te plaatsen. Het ging om een eerder beperkte oppervlakte die uitgegraven zou worden, maar wel middenin het historische kerkhof. Daarom werd de voorziene werkput integraal archeologisch opgegraven in het kader van een wetenschappelijke vraagstelling, volgend op een (te verwachten) toevalsvondst. Het onderzoek is uitgevoerd tussen oktober 2019 en april 2020 door archeologen van BAAC Vlaanderen, in opdracht van en begeleid door het agentschap Onroerend Erfgoed.
Het kerkhofpakket was aanwezig vanaf ca. 0,5 m onder het maaiveld en was ca. 1,9 m dik. Onder de kerkhoflagen was de moederbodem aanwezig in de vorm van zandige lagen, afgezet door water.
Tijdens de opgraving zijn in totaal 297 begravingen onderzocht en opgegraven. De populatie was, mits enkele uitzonderingen, volgens de christelijke traditie begraven, namelijk op de rug met het hoofd naar het westen, uitgestrekte benen en de handen op de borst, de heupen of langs het lichaam. Bijgiften waren eerder een uitzondering aangezien christelijke begravingen in regel eerder sober zijn. De populatie bestond uit ongeveer een gelijk aantal mannen als vrouwen, met een lichte mannelijke meerderheid. De meerderheid waren volwassen individuen met gemiddelde lichaamslengtes. Onder de subadulte individuen waren er quasi evenveel baby’s als kinderen en juvenielen.
Er zijn 52 individuen onderworpen aan een uitgebreid fysisch antropologisch onderzoek. Het gaat enkel om de inviduen van en individuen ouder dan het massagraf, aangezien deze met behulp van 14C-dateringen specifiek en relatief gedateerd konden worden. De jongere graven konden niet betrouwbaar gedateerd worden, waardoor ze niet verder onderzocht zijn. Het fysisch antropologisch onderzoek wees uit dat verschillende van de onderzochte individuen, begraven tussen de 12de en de 15de eeuw, tekenen hadden van een slechte mondhygiëne, perioden van ondervoeding en vitamine D-tekort tijdens de kindertijd, en verschillende traumata. Vermoedelijk zien we hier een representatie van een deel van de toenmalige populatie van Nieuwpoort, die vaak moeilijke en harde leef- en werkomstandigheden kende. Een opvallend fenomeen dat bij verschillende individuen voorkwam zijn tandinkepingen. Deze kwamen opvallend meer voor bij vrouwen en ontstonden door slijtage als gevolg van herhaaldelijke activiteiten waarbij de tanden gebruikt werden. Gelijkaardige fenomenen worden vaak gezien bij mensen die actief zijn in de textielnijverheid. Gezien Nieuwpoort echter eerder bekend stond om de vissersactiviteiten, wordt vermoed dat de inkepingen hier ontstonden bij het netten knopen.
Doorheen de tijd lijken kleine delen van het kerkhof geruimd te zijn, waarbij de inhoud van verschillende (delen van) graven in knekelputten geborgen werd. Mogelijk was dit op bepaalde momenten noodzakelijk om plaats te maken voor nieuwe graven. Beenderen afkomstig van oudere graven die tevoorschijn kwamen bij het graven van een nieuwe grafkuil, werden soms ook bovenop de kist van het nieuwe graf gelegd.
Op het kerkhof was een massagraf aanwezig waarin 16 mannen, waarvan één subadult, op de buik begraven waren, met verschillende oriëntaties. Hier werd de christelijke traditie dus niet gevolgd. Bovendien worden buikbegravingen vaak als oneerbiedig gezien. In het massagraf was een aantal metaalvondsten, kledij-elementen en een muntensemble van 40 zilveren munten aanwezig. De sluitmunten waren te dateren tussen 1471 en 1483. Het fysisch antropologisch onderzoek wees uit dat de individuen opvallend veel hurkfacetten hadden, sacralisatie van L5 of L6 en osteochondritis dissecans (OD). De eerste twee afwijkingen kunnen wijzen op zwaar werk waarbij vaak op de knieën gewerkt wordt. Deze kunnen ook een genetische factor hebben, wat erop kan wijzen dat de individuen verwant zijn aan elkaar. OD wijst op zwaar werk en komt enkel voor bij de individuen uit het massagraf. Dit wijst erop dat deze individuen vermoedelijk aan zwaarder werk onderhevig waren dan de rest van de populatie van de begraafplaats. Ook deze individuen vertoonden tandinkepingen. De mogelijkheid bestaat dat het om vissers gaat die verwant waren aan elkaar. De context van het ontstaan van het massagraf blijft voorlopig onduidelijk. Gezien niet vermoed wordt dat de individuen overleden zijn als gevolg van geweld, kan misschien eerder in de richting van ziekte of schipbreuk gekeken worden. In ieder geval lijkt het erop dat de individuen met een bepaalde reden eerder oneerbiedig op de buik begraven zijn. Verder onderzoek zou meer duidelijkheid kunnen scheppen.
In en buiten de noordelijke wand van de werkput is ook een beschilderde grafkelder aangetroffen. Deze was opgebouwd uit bakstenen en aan de binnenkant bestreken met een kalklaag waarop kruismotieven aangebracht zijn in rode verf. In de grafkelder waren minstens twee individuen begraven. Het graf kon niet verder onderzocht worden aangezien tijdens de opgraving beslist is dat deze in situ bewaard kon worden. Op basis van de gebruikte baksteenformaten en de techniek van de schilderingen kan de grafkelder vermoedelijk tussen het einde van de 14de eeuw en het begin van de 15de eeuw gedateerd worden.
Het onderzoek van de opgegraven populatie aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Nieuwpoort kon in ieder geval een licht werpen op de mensen die in de stad leefden vanaf het ontstaan van de stad. Het leven in de stad was soms moeilijk, met perioden van honger en harde werkomstandigheden. De Nieuwpoortenaren waren vaak actief in de visserij, waarbij vermoedelijk vooral de vrouwen mee hielpen met het knopen van de netten. Het onderzoek van het massagraf kan, mogelijk met behulp van verder onderzoek, meer informatie geven over een bepaalde gebeurtenis in de geschiedenis van de stad.
Verder onderzoek op de skeletten en de vondsten uit het massagraf is reeds uitgezet en kan in de toekomst nog meer informatie prijsgeven over deze bijzondere vondst. Chemisch onderzoek kan bijvoorbeeld meer inzicht geven wat betreft het dieet en de mobiliteit van de individuen aanwezig in het massagraf. Mogelijk zegt dit iets meer over de identiteit van de individuen. Ook verder onderzoek op de tandinkepingen kan een beter licht werpen op de oorzaak van de slijtagesporen. Verder onderzoek van het aangetroffen fragment van een uitzonderlijke riem met kraaltjes en pareltjes kan meer info geven over de eventuele herkomst van het object.
Het bodemkundig onderzoek van de zandige afzettingen onder de archeologische niveaus van de begraafplaats concluderen dat deze door water zijn afgezet. Om dit zand op een niveau hoger dan het hoogwaterniveau te krijgen heb je naar alle waarschijnlijkheid een zware stormvloed nodig. Deze dient volgens de OSL-dateringen gesitueerd te worden tussen 1120 en 1240. Informatie uit geschreven bronnen suggereert dan weer dat we op zoek moeten naar een datering vóór de stichting van de stad in 1163. Het verdient aanbeveling om al de geschreven bronnen met betrekking tot de vroegste periode van de stad eens met een geologische bril te bekijken. Het toponiem ‘Sandeshoved’ wijst niet meteen naar duinen.
Wat de chemische analyses betreft is verder onderzoek zowel op de begraafplaats van Nieuwpoort zelf als op andere begraafplaatsen nodig om de oorsprong van de hoge gehaltes aan lood in de bovenste aardkundige eenheid te verklaren.
Auteurs: Moens, Jan; Verhaeghe, Charlotte
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Historische stadskern van Nieuwpoort
Is gerelateerd aan
Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kerkhof ten westen van Onze-Lieve-Vrouwkerk [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/989000 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.