omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 12992
Deze aanduiding is geldig sinds
Er werden 6 landschappelijke profielputten geplaatst, waarvan 4 profielputten een totaalverstoring van het bodemarchief onthulden. Echter, twee profielen PR1 en PR5 bevatten een couplet van ploeglagen, dewelke op basis van rood geglazuurd aardewerk potentieel teruggaan tot de late middeleeuwen of vroeg-moderne tijd. De bodemgaafheid onder deze ploeglagen wordt als zeer gunstig beschouwd voor sporensites uit alle voorgaande archeologische periodes. Er is verder geen bodemprofielontwikkeling vastgesteld, dewelke in combinatie met de initieel matige verwachting voor steentijdartefactensites betekent dat deze bijgesteld wordt naar zeer laag. De zone waarin er dus archeologische sporensites wordt verwacht concentreert zich in het noordoostelijke deel, waarbij de geplande werken eveneens doorheen het potentiële archeologische niveau zullen gaan. De kerkhofzone in het uiterste noordoosten wordt eveneens bedreigd en dient eveneens verder te worden onderzocht. Dit verder onderzoek dient te gebeuren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek.
Het proefsleuvenonderzoek had tot doel een inschatting te maken van het archeologisch potentieel van het terrein door middel van een steekproef. Hierbij werden 2 proefsleuven aangelegd binnen een gebied van ca. 934 m2. Tijdens het proefsleuvensleuvenonderzoek werd 1 archeologisch niveau aangelegd, dat zich direct onder een begraven ploeglaag en ophogingslagen met variërende dikte bevond.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden enkel sporen aangetroffen met een postmiddeleeuwse datering. De oudste sporen in het onderzoek zijn 2 greppels die gelinkt kunnen worden aan het gebruik van het terrein als akkerland. De greppels dateren vermoedelijk in de late middeleeuwen of nieuwe tijd en zijn reeds deels vervaagd. Verder zijn in werkput 1 een reeks kuilen aanwezig (S6, S8, S11, S12, S13, en S15) die als ontginningskuilen uit de nieuwe of nieuwste tijd werden geïnterpreteerd. De kuilen liggen grotendeels in een noordoost-zuidwest georiënteerde lijn. Een ander spoor die vermoedelijk uit deze periode dateert is de paalkuil S3. Deze kuil kon niet aan een structuur of andere sporen worden gelinkt. Tot slot werden een reeks 19de-20ste-eeuwse kuilen en afvalkuilen aangetroffen verspreid over de sleuven die gelinkt kunnen worden aan de historische bewoning op en rond het plangebied, en de bouw van woningen en de latere loodsen op en rond het plangebied. Naast de archeologische gegevens kan gesteld worden dat het terrein een grote graad van verstoring kent als gevolg van de huidige werken en de reeds afgebroken bebouwing die op het terrein verrees na WOII.
Het uitgevoerde proefsleuvenonderzoek heeft reeds het grootste deel van het archeologisch potentieel van het projectgebied onderzocht. Door de hoge graad van verstoring moet geduid worden op het feit dat een verder archeologisch onderzoek slechts weinig extra informatie kan opleveren en dit met een te hoge kost.
Auteurs: Lannoy, Branco
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Raap België bvba