Op basis van het eerder uitgevoerde vooronderzoek én het daaropvolgende vervolgonderzoek in de vorm van een opgraving, kon aangetoond worden dat het onderzoeksgebied in eerste instantie tijdens de late middeleeuwen (13de eeuw) aangewend werd voor het extrageren van zand blijkens de aanwezigheid van een zandwinningskuil. Op basis van het aardewerk uit de kuil kan de opgave ervan in de tweede helft van de tweede helft van de 13de tot eerste helft van de 14de eeuw gedateerd worden.
Kort daarna werd doorheen de winningskuil een circulaire mestkuil/afvalkuil aangelegd. Op basis van het aangetroffen aardewerk kan de opvulling van de kuil tevens in de tweede helft van de 13de tot eerste helft van de 14de eeuw gedateerd worden.
Het archeobotanisch onderzoek van de laatmiddeleeuwse mestkuil heeft informatie opgeleverd over de voedseleconomie op de onderzochte locatie gedurende de late middeleeuwen. Er werden veel vruchten gegeten, zowel geteeld (druiven, vijgen, appels/peren, pruimen) als verzameld (bramen, bosaardbeien). Ook van graan is een enkele rest aangetroffen.
Na opgave van de winnings- en de mestkuil, werd het terrein opgehoogd en genivelleerd door middel van grondaccumulatie vermengd met huishoudelijk afval en een tijdlang aangewend werd als akkerland overeenkomstig de vastgestelde bewerkings-/ploeghorizont boven de nivelleringslaag. Op basis van het aardewerk uit dit pakket greep dit proces plaats vanaf de tweede helft van de 13de eeuw.
De aangetroffen bakstenen structuren kunnen op basis van de gebruikte materialen algemeen gedateerd worden in de 17de of 18de eeuw.