Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden er geen archeologisch relevante sporen aangetroffen. Er werd wel een groot aantal recente sporen aangetroffen. Het gaat om twee grote recente kuilen in het oosten van werkputten 2 en 6 en om een zeer groot aantal sporen van rabatten over het volledige projectgebied. Rabatten zijn langwerpige ophogingen die gelegen zijn tussen greppels. De grond die uit de greppels afkomstig is wordt gebruikt om het rabat mee op te hogen. De methode wordt in de bosbouw toegepast om in drasse gebieden droge stroken grond te verkrijgen waarop dan bomen geplant kunnen worden. De greppels dienen ter ontwatering. Rabatten zijn maar enkele meters breed doch kunnen tientallen meters lang zijn, er liggen meestal vele greppels naast elkaar in een op rabatten aangelegd bos. De ontwateringsgreppels van de rabatten werden veelvuldig aangetroffen. Deze greppels zijn donkerbruin van kleur en ongeveer een meter breed. Er konden drie verschillende oriëntaties onderscheiden worden: in het zuidoosten zijn de greppels noord-zuid gericht, in het zuidwesten zijn ze noordoost-zuidwest gericht en in het noordelijke deel van het projectgebied zijn ze westnoordwest-oostzuidoost gericht. Deze laatste greppels vertrekken in het westen vanuit een noord-zuid gerichte greppel. In deze rabbatgreppels werd met enige regelmaat plastiek aangetroffen, waardoor deze als recent beschouwd kunnen worden. Op het digitaal hoogtemodel kunnen de rabatten in het noorden van het projectgebied duidelijk onderscheiden worden. Aangezien er enkel recente sporen van rabatten werden aangetroffen, wordt de kans op kennisvermeerdering zeer laag ingeschat. Vervolgonderzoek wordt bijgevolg niet noodzakelijk geacht.