Bij het proefsleuvenonderzoek werden er op het projectgebied 4 proefsleuven aangelegd op het perceel. In het zuidelijke deel van het terrein is nog een (restant van een) Podzolbodem aanwezig onder dit plaggendek. Het zuidelijke deel van het projectgebied was beduidend lager gelegen (en wellicht ook natter) dan het noordelijke deel. In het zuidelijke deel is dan ook nog een (restant van een) Podzolbodem aanwezig, terwijl deze in het noordelijke deel volledig afgetopt is. Het is ook niet toevallig dat de bewoningssporen die werden aangetroffen tijdens het proefsleuvenonderzoek zich bevinden op het hoger/droger gelegen deel in het landschap.
Er werden tal van sporen aangetroffen. Het gaat daarbij om ronde tot ovaalvormige paalkuilen die – op basis van de vulling – vermoedelijk in de metaaltijden of vroeg-Romeinse periode dateren. Dateerbaar vondstmateriaal leverde de paalkuilen tijdens het proefsleuvenonderzoek evenwel niet op.
Naast de archeologische sporen werden relatief veel recente sporen/verstoringen aangesneden binnen het onderzoeksgebied. Het gaat daarbij om enkele recente paalkuilen, greppels en afvalkuilen. Een aantal van deze afvalkuilen kunnen gelinkt worden aan de toenmalige serres die op het terrein stonden.
Auteurs: Van Eyck, Bart
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Indar