Tijdens het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem werden 2 proefputten aangelegd. In de proefput dwars op Huis De Croone werden op zeer geringe afstand t.o.v. het huidig maaiveld verschillende sporen aangetroffen. Het gaat om ophogingslagen, een mestkuil, een uitbraakspoor etc. Al deze sporen kunnen in verband gebracht worden met verschillende bewoningsfases op dit perceel én het gebruik van deze ruimte als achtererf. Het gros van het aardewerk binnen deze werkput is te dateren in de 14de eeuw. De oudst aangetroffen vondst is te dateren in de 12de eeuw. Wellicht gaat het hier om een verspitte vondst, maar het voorkomen wijst op de mogelijkheid dat binnen dit perceel sporen of vondsten uit de volle middeleeuwen voorkomen. Vondsten uit de premiddeleeuwse periode werden niet aangetroffen. Dit betekent evenwel niet dat ze niet kunnen voorkomen.
Wat de kelder onder de opslagplaats uit 1954 betreft, werd met zekerheid de westelijke zijmuur gedocumenteerd. Bij het verplaatsen van de grondstock werden mogelijk ook de noordelijke, oostelijke en zuidelijke zijmuur aangesneden.
Ook tal van andere muren kwamen aan het licht bij het verplaatsen van de grondstock. Deze muren werden in deze fase van het onderzoek summier geregistreerd, net zoals de beerput in de noordoostelijke hoek van het plangebied en de overwelfde bakstenen structuur in de zuidoostelijke hoek van het plangebied.