Algemeen
Uit het proefsleuvenonderzoek blijkt dat het archeologisch potentieel van het terrein tweeledig is. Enerzijds werden er archeologische waarden aangetroffen die in verband staan met de aangrenzende opgraving die ten noorden van het terrein werden uitgevoerd. Het betreft vier sporen die in de Late IJzertijd/Romeinse Periode te dateren zijn. Anderzijds bevinden zich meer zuidelijk op het terrein archeologische relevante waarden uit de Postmiddeleeuwen.
Er werden 7 relevante sporen geregistreerd. Er werden enkele aardewerken vondsten geregistreerd.
Late Ijzertijd/ Vroeg Romeinse periode
Er zijn 4 relevante sporen in het noorden van het terrein die vermoedelijk in de Late IJzertijd/Romeinse Periode te dateren zijn. Het betreft hier 2 (paal)kuilen, een greppel en een fundering in mergelsteen. Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze sporen te linken aan de sporen die werden aangetroffen op de aangrenzende opgraving ten noorden van het terrein. Hier werden 40 sporen aangetroffen die konden geïnterpreteerd worden als landbouwactiviteiten. Er werd een fragment gevonden van traaggedraaid aardewerk met chamotte-inclusies. Dit aardewerk is te dateren in de Late IJzertijd/Vroeg-Romeinse periode.
Nieuwe/Nieuwste tijd
De sporen in het zuidelijk deel van het terrein zijn eerder post-middeleeuws van aard. Het betreft hier een paalkuil en een groot spoor dat vermoedelijk te interpreteren is als waterput uit de 18de-19de eeuw. Centraal over het terrein werd er nog een greppel vastgesteld die qua vulling ouder leek te zijn dan de recentere perceelsgreppels. De recente sporen komen voornamelijk voor in het zuidoosten van het projectgebied. Het betreft hier 20ste-eeuwse afvalkuilen. Andere recente sporen kwamen overeen met de perceelsgrens. In de waterput werden grote fragmenten baksteen als ook stukjes steenkool en steengoed teruggevonden.