In totaal werden in beide fases van het vooronderzoek 73 individuele sporen geregistreerd. Er zijn 27 greppel- en grachtsegmenten, één kunstmatig rechtgetrokken waterloop, drie kuilen, twee depressies, twee lagen, één beerput met vulling, vier oude drainagesegmenten, vijf muurrestanten, twee muuruitbraaksporen en drie paalsporen herkend.
Ten noorden van de beek bevond zich een depressie en enkele paalsporen waarin heel wat vondsten in zowel vuursteen als aardewerk werden aangetroffen. Aan de andere kant van de beek werd ook nog een gracht aangetroffen die vermoedelijk te dateren valt in de metaaltijden of Romeinse periode. Voor de rest van het onderzochte plangebied hangt het aangetroffen sporenbestand voornamelijk samen met landinrichting en afwatering uit recentere periodes en bebouwing. Tijdens het proefsleuvenonderzoek en de aanvullende waardering werden in totaal 64 lithische fragmenten, 32 aardewerkfragmenten (op één fragment rood en reducerend gebakken gedraaid aardewerk gaat het om handgevormd aardewerk), drie granaatscherven en twee fragmenten van een patroon uit WO I aangetroffen. In totaal zijn ook vijf fragmenten zandsteen verzameld.
Bron: VERMEULEN B., DEPAEPE I. & VAN DE VIJVER M. 2023: Nota Integraal waterproject t.h.v. de Ringbeek/Steenbeek Wingene, RAAP België rapporten 518, Eke.
Auteurs: Depaepe, Ine; Vermeulen, Bram; Van de Vijver, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
Ten noorden van de beek bevond zich een natuurlijke depressie en drie paalsporen waarin heel wat vondsten in zowel vuursteen als aardewerk werden aangetroffen. De vondsten bevonden zich quasi allemaal in de verschillende vullingen van de depressie. Aan de hand daarvan kan bepaald worden dat deze een natuurlijke opvullingsgeschiedenis kende die zich minstens vanaf het vroegmesolithicum tot het finaalneolithicum uitstrekte. Eén van de vondsten sprong in het oog: fragmenten van een potbeker uit het finaalneolithicum. De depressie werd opgevuld met hellingssedimenten. De vondsten kunnen dus een indicatie zijn voor de aanwezigheid van archeologische sites hogerop de helling, ten noord(oosten) van het plangebied. Als de drie paalsporen samen tot één structuur zouden behoren, dan is het plausibel dat het grootste exemplaar een meer dragende functie had dan de overige twee. Eén paalspoor bevatte een fragment grijs gedraaid aardewerk.
Beschrijving:
Het grondspoor situeert zich in het uiterste westen/zuidwesten van het projectgebied, aan de westelijke rand van de alluviale beekvallei. De gracht beslaat een breedte van ca. 2,3 m. In vlak vertoont het spoor slechts één homogeen vullingspakket, dat grijs van kleur is en textuur zand bevat. Er zijn verschillende Fe-vlekken en houtskoolspikkels waarneembaar. De aanwezige roestvlekken aan de flanken van het spoor werden gevormd door oxido-reductie, wat wijst op het waterdragend karakter van het spoor. Het spoor vertoont in elk geval een afwijkende vulling ten opzichte van de voorheen aangetroffen (en vermoedelijk jongere) grachtsporen. Zo is het minder humeus, sterker uitgelogd en bevat het geen recent puin of plantenresten. Opmerkelijk is het aantreffen van een vondst bij aanleg en manueel schaven van het spoor. Het betreft een fragment handgevormd aardewerk. Op basis van de eigenschappen van de sterk verweerde scherf kan de gracht hoogstwaarschijnlijk gedateerd worden binnen de metaaltijden of Romeinse periode. De gracht maakte vermoedelijk deel uit van een erfafbakening.
Beschrijving:
In de onmiddellijke omgeving van de depressie is één kuil aangetroffen. Het had een onregelmatige, licht ovale vorm en was ca. 130 bij 60 cm groot. De vulling was sterk uitgeloogd en bevatte houtskoolfragmenten. Uit het spoor werd een fragment onbewerkte natuursteen en een microklingfragment gerecupereerd.
Beschrijving:
Het merendeel van de aangetroffen grondsporen zijn lineair van ontwerp en kunnen in verband gebracht worden met waterafvoer. Het grootste deel van deze categorie situeert zich op de lager gelegen zuidelijke zone van het projectgebied. Naast greppels en grachten werden op verschillende locaties ook drainages aangesneden. Het merendeel betreft moderne drainages, al werden er op een paar locatie ook oudere drainages uit baksteen blootgelegd. In het noordelijk deel weren een paar uitbraaksporen en muurrestanten van gekarteerde 20ste-eeuwse gebouwen. Op één locatie werd een recente beerput vastgesteld. Ook één van de 4 kuilen kon op basis van de vullingseigenschappen aan recentere periodes gelinkt worden.
Een omvangrijke kuil werd door de aanwezigheid van twee ijzeren granaatscherven als bomkrater geïdentificeerd.