Lithische artefacten:
Verspreid, o.a. als opspit in recentere sporen werden diverse artefacten in vuursteen aangetroffen. Het ingezamelde vondstmateriaal bestaat in hoofdzaak om debitageresten (n=24; 68,6 %). Deze kunnen op hun beurt worden opgedeeld in afslagen (n=16; 45,7 %), (micro)klingen (n=3; 8,6 %) en kernen (n=5; 14,3 %). Chips, kernverfrissingstukken of brokstukken zijn niet aangetroffen. Daarnaast zijn ook nog negen werktuigen (25,7 %), een werktuigvernieuwingstuk (2,9 %) en een natuurlijk knolfragment (2,9 %) ingezameld. De artefacten die het duidelijkst te dateren zijn, zijn de afslagen met polijstsporen. Deze horen thuis in de 2e helft van het neolithicum of het begin van de metaaltijden. Op basis van de verschillen in grondstof is het aannemelijk dat deze afslagen afkomstig zijn van minimaal twee en vermoedelijk drie verschillende bijlklingen. De productie van (micro)klingen is dan weer vooral kenmerkend voor het finaal-paleolithicum en mesolithicum.
Sporen:
Binnen het plangebied zijn sporen aangetroffen uit de bronstijd tot de nieuwe tijd. Naast bewoningen begravingssporen uit de bronstijd, ijzertijd en Romeinse periode zijn eveneens sporen aangesneden van een legerkamp uit de 18e eeuw.
Bronstijd:
Het oudste spoor betreft een circulair grafmonument uit de middenbronstijd en bevindt zich in het westen van het plangebied.
Centraal is een structuur uit de late bronstijd aangesneden. Het gaat om een huisplattegrond bestaande uit 12 paalsporen. Twee paalkuilen werden onderworpen aan 14C-datering en gaven een situering tussen 1000 BC (95.4%) en 840 BC en tussen 910 BC (95.4%) en 815 BC.
Vroege ijzertijd:
In het noorden van het plangebied is naast een gebouwplattegrond eveneens een 6-palige structuur als een haardje aangesneden uit de vroege ijzertijd. Deze plattegrond is van het type Oss 3A, een drieschepige huisplattegrond met een breed centraal deel en twee smalle schepen langs beide zijdes. Centraal binnen het plangebied zijn naast een mogelijk haardje eveneens 2 grachten aangesneden uit de vroeg La Tène.
Het handgevormd aardewerk geeft weinig informatie over de specifieke activiteiten die zijn uitgevoerd op de site in de ijzertijd. Wel is een vrij grote hoeveelheid technisch aardewerk aangetroffen waardoor een handel in zout wordt aangetoond.
Romeinse periode:
In het zuidoosten van het plangebied zijn Romeinse bewoningssporen aangetroffen. Het betreft 2 Alphen-Ekeren huistype IB, een éénschepig hoofdgebouw met kruisvormig verspreide krachtenverdeling en twee traveeën, type IIB. en een éénschepig gebouw met kruisvormig verspreide krachtenverdeling en drie traveeën, type IIC. Daarnaast werden ten westen eveneens twee brandrestengraven aangesneden.
Engels legerkamp:
Verspreid over het plangebied, zowel in de bouwvoor als op het aanlegvlak zijn verschillende 18e - eeuwse sporen aangetroffen, o.a. tent- en haardkuilen. Vermoedelijk betreft het de kortstondige aanwezigheid van een Engels kampement uit 1712.
Resultaten palynologisch onderzoek:
In de ijzertijd was er sprake van een landschap met open bossen met daarin voornamelijk hazelaar, berk en eik op de dekzandrug en els, wilg en es in de nattere delen, zoals de landschappelijke depressie ten oosten van de projectzone en in nabijgelegen rivier- of beekvalleien. Graslanden vormden in de ijzertijd een belangrijk vegetatietype. Deze graslanden werden waarschijnlijk extensief beheerd. Het belang van graslanden nam toe tussen de ijzertijd en de Romeinse tijd, hetgeen blijkt uit een toename van het aandeel graslandplanten in de Romeinse waterput. Het is goed denkbaar dat de graslanden in de Romeinse tijd intensiever werden beheerd dan in de ijzertijd. In de Romeinse tijd was er sprake van begrazing, getuige de vondst van resten van mestschimmels en het soortenspectrum van de graslandvegetatie. De toename van de graslanden gaat gepaard met een afname van het bosareaal tussen de ijzertijd en de Romeinse tijd.
Auteurs: Meylemans, Erwin
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)