is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 16975
Deze aanduiding is geldig sinds
Het onderzoek leverde in totaal 307 archeologisch relevante sporen op, die in vier spoorcategorieën kunnen worden onderverdeeld, nl. 290 paalkuilen, zes greppels, vijf grachten en drie natuurlijke kuilen.
De site kan grosso modo in twee zones ingedeeld worden: een zuidwestelijke zone met een grafmonument uit de midden bronstijd, en een noord(oost)elijke zone met een middeleeuws greppelstelsel.
Er werden 20 fragmenten aardewerk aangetroffen, afkomstig uit acht sporen. 17 van de vondsten behoren tot de categorie van het aardewerk. Twee vondsten behoren tot de categorie van het bouwmateriaal. De laatste vondst was de fragmentarisch bewaard om te determineren.
Tijdens het onderzoek werden in totaal 70 staalnummers uitgedeeld, uit 70 individuele sporen. In spoor 1 werden twee stalen met botfragmenten ingezameld. Een staal verbrande leem werd genomen in gracht spoor 300. Overige stalen zijn van houtskoolfragmenten of bulkstalen voor recuperatie van houtskoolfragmenten, die gerecupereerd worden uit de funeraire structuur.
De opgraving leidde tot de ontdekking van een grafcirkel of -heuvel uit de midden bronstijd. De structuur met een diameter van ca. 17 m bestond uit 284 individuele sporen die deel uitmaakten van een drievoudige palenkrans. De palenkrans omvat lokaal, aan de oostelijke rand, een vierde rij. Dit kent mogelijk een symbolische basis, gerelateerd aan de zonnestand.
Er werden in drie sporen behorende tot deze structuur in totaal elf aardewerkfragmenten aangetroffen. Het betreft handgemaakt aarden vaatwerk.
Eén fragment lijkt aan te sluiten bij het typerende baksel van zoutcontainers en kan slechts ruim gedateerd worden in de metaaltijden en Romeinse tijd. Acht in elkaar passende fragmenten kunnen ruim gedateerd worden in de metaaltijden. Eén wandfragment met een horizontale rij vingernagelindrukken op de schouder dateert in het midden neolithicum tot de late ijzertijd. Het materiaal biedt geen betrouwbare datering voor de structuur.
Op basis van de 14C-analyse van de houtskoolstalen kan de oprichting van het grafmonument in de midden bronstijd B (1500 – 1100 v.Chr.) en wellicht specifiek in de 14de eeuw v.C. geplaatst worden. De dateringsresultaten lijken erop te wijzen dat de kransen niet gefaseerd, dan wel op éénzelfde moment zijn geplaatst. Gezien het gebrek aan restanten van het eigenlijke graf en de heuvel blijft wel de mogelijkheid bestaan dat de palenkransen op een later moment – eventueel in het kader van een secundaire begraving – geplaatst werd.
Het projectgebied bevindt zich in de perifere zone van een volmiddeleeuwse nederzettingssite uit de 11de/12de eeuw. De woonkern bevond zich meer ten noorden.
De sporen die tot deze periode kunnen gerekend worden zijn acht zowel parallelle als haaks op elkaar liggende greppelsegmenten, vijf schijnbaar geïsoleerde paalkuilen, drie wortelkuilen en één gracht. De gracht- en greppelsegmenten worden gelinkt aan landindeling en/of waterdrainage en suggereren met hun afwijkende oriëntaties een zeer intensieve akkerbouw en regelmatig wisselende perceellering.
Uit de elf aangesneden grachten en greppels bevatten slechts drie sporen vondstmateriaal. Het gaat om bouwmateriaal en aardewerk. Naast gebakken baksteenfragmenten werden vier wandfragmenten in grijs aardewerk geregistreerd, een bodemfragment gewoon gedraaid rood aardewerk en een randfragment Maaslands witbakkend aardewerk. Het vondstmateriaal steunt de hypothese dat deze sporen van agrarisch gebruik verband houden met het 11de-/12de-eeuwse boerenerf dat meer ten noorden is aangetroffen.
Auteurs: Cornelis, Lina
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)