Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden 38 sporen geregistreerd: 2 brandrestengraven, 17 paalkuilen, 17 niet nader gedefinieerde kuilen en 2 biologische sporen. Het is duidelijk dat de bewoningssporen zich centraal binnen het onderzoeksgebied aftekenen. De begravingssporen situeren zich topografisch gezien boven de nederzetting. In de periferie bevinden zich de sporen van bijkomende voorzieningen.
De sporen worden gedateerd in de late ijzertijd/Romeinse periode.
Auteurs: Janssens, David; Zeebroek, Inge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
Van de twee brandrestengraven leverde 1 een bijgift op in grijs aardewerk.
Een sequentie van paalsporen is wellicht aan een gebouwplattegrond te linken.