Algemeen

Het merendeel van de sporen bevond zich in de noordelijke helft van het onderzoeksgebied. De archeologische resten wijzen op restanten van een achtererf dat in gebruik was vanaf de late middeleeuwen tot de nieuwste tijd. Binnen de contouren van het onderzochte gebied konden geen structuren herkend worden.

Late middeleeuwen - Nieuwe tijd

De aangetroffen sporen betreffen (paal)kuilen, krenggraven, grachten en greppels en een waterkuil. In bijna alle sporen werd vondstmateriaal gevonden dat te dateren is in de late middeleeuwen – nieuwe tijd. Voornamelijk in het noordelijke deel van het terrein werden er verspreid krenggraven aangetroffen. In de krenggraven werden de resten aangetroffen van onder andere runderen, een paard, honden en varkens. Naast de faunaresten werden er een ook een aantal vondsten in de krenggraven aangetroffen waardoor deze kunnen gedateerd worden in de late middeleeuwen of zelfs nieuwe tijd. Centraal op het terrein werd een waterkuil aangetroffen die op basis van het vondstmateriaal te dateren is in de late middeleeuwen – nieuwe tijd. Verspreid over het terrein kwamen ook grachten en greppels voor. Een aantal van deze greppels kunnen gelinkt worden aan het gebruik van de opgravingszone als achtererf in de aard van moestuinbedden. In het oostelijke deel van het onderzoeksgebied zijn er grachten aanwezig die een vierkante structuur lijken te vormen. Op de ferrariskaart (1771-1778) komt dit grachtenstelsel overeen met de afbakening van een moestuin. Ook een gracht komt op de ferrariskaart overeen met de grens van een moestuin.