De werfopvolging heeft slechts een beperkt aantal archeologisch relevante sporen opgeleverd. Deze sporen zijn in 2 groepen onder te verdelen. Enerzijds zijn er de sporen die gelinkt kunnen worden aan de oorspronkelijke schans van de Brialmontomwalling. Deze vrij nauwe zone werd aangetroffen aan de rand van het noordwestelijke deel van het onderzoeksgebied waar zich de grootste uitgravingen bevinden. Anderzijds zijn er 2 kuilen die werden aangesneden in de centrale zone van het plangebied aangetroffen waar de uitgraving zich in diepte beperkten.
In het noorden werden de oorspronkelijke lagen van de schans aangesneden die dateren van de oprichting van de structuur in het midden van de 19de eeuw. Kijkend naar het sporenbestand is hier voornamelijk een lichtbruine tot licht geelbruine zandige laag op te merken die zich in de rand van de halfronde uitgraving bevindt. De lijn van de laag volgt ruwweg een afgeplat boogvormig traject die mee in lijn ligt met het aangelegde boogvormige talud. Een uitbraakspoor volgde dezelfde lijnen en waaiert uit in een puinlaag. Mogelijk gaat het hier om een bakstenen structuur die deel uitmaakte van de oorspronkelijke versteviging van de talud. Het spoor is centraal in de halfronde uitgraving deels te volgen als een echt uitbraakspoor met restanten van aan elkaar hangend metselwerk. Een beige kalkmortel werd gebruikt om de stenen vast te leggen. Aangezien de rand van het uitbraakspoor slechts nipt werd geraakt bij de aanleg van de talud werd beslist het spoor verder in situ te bewaren.
In de langwerpige centrale uitgraving van het terrein werden naast één L-vormige uitgraving, eveneens twee afvalkuilen aangesneden. Het L-vormig spoor is een gevolg van het latere gebruik van het terrein voor training van geniesoldaten tijden het interbellum, of te linken aan de latere ontmanteling en afbraakwerken op de schans in de 2de helft van de 20ste eeuw.
Verder ingaand op de afvalkuilen zijn deze op een vrij identieke manier aangelegd en hebben beide kuilen een vrij identieke vulling. Beide kuilen hebben een donkergrijze zandige vulling met een zeer sterke inmenging van sintels, steenkoolbrokjes, natuursteenfragmenten, fragmenten baksteen, koperdraad, conservenblikken en militair consumptieafval. Voor een datering van de kuilen kon op basis van de vondsten de periode 1919-1925 vooropgesteld worden, en mogelijk specifieker uit de periode 1919-1923. Het vondstmateriaal bestaat dan ook nog voor een kleine fractie uit militair materiaal dat afkomstig is van landen die samen met het Belgische leger vochten tijdens WOI.
In deze kuilen werden honderden vondsten aangetroffen. De vondsten uit beide afvalkuilen vormen een belangrijke bron aan informatie omtrent de militaire uitrusting en voeding van de soldaten die de kuilen aanlegden. In dit geval gaat het hoogstwaarschijnlijk om soldaten van het 2de regiment genie die gestationeerd waren in de kazerne 8-9 te Berchem. Zo werden er gespen, koppelstukken, haken, knopen etc. aangetroffen. Hiernaast werden ook eetketels, tafelwaar, dierlijk bot, rookgerei, veldflessen, gasmaskers, schoenen, restanten van leer en textiel, munitie en gereedschap gevonden. Ook bouwmateriaal en electrische infrastructuur afkomstig van verdwenen bebouwing was aanwezig.
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Brialmontpark [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/990937 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.