Om een evaluatie te maken van het archeologische potentieel en de aanwezigheid van bouwkundig erfgoed binnen het terrein, werd gebruik gemaakt van één oppervlakkige continue proefsleuf waarbij de bovenzijde van de tuinmuur binnen de geadviseerde zone werd blootgelegd. Teneinde de bewaringsgraad en diepte van de tuinmuur vast te kunnen stellen, werden op twee locaties proefputten aangelegd waarbij dieper dan de onderzijde van de muur gegraven werd.
Aangezien het onderzoek geheel gefocust was op de registratie van het ondergrondse deel van de tuinmuur en er geen andere sporen aanwezig waren, werden geen vondsten geregistreerd.
Auteurs: Evaert, Rani; Van Neste, Thierry
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)