Binnen het plangebied werd naar aanleiding van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd.

Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw werd eerst een landschappelijk bodemonderzoek uitgevoerd. Het terrein werd onderzocht door middel van 14 landschappelijke boringen. Op basis van de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek, bleek de kans op het aantreffen van nog goed bewaarde steentijd sites aanwezig. Zowel in het westelijk als in het oostelijk deel van het plangebied werd een podzolbodem met
(gedeeltelijk) intact bewaarde E- en/of B-horizonten vastgesteld. Vervolgens werd verkennend booronderzoek uitgevoerd. Ondanks de gunstige omstandigheden voor het aantreffen van een steentijdvindplaats, zijn geen steentijdresten of andere archaeologica aangetroffen. Tot slot werd overgegaan tot de uitvoering van een proefsleuvenonderzoek. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn er echter geen sporen noch vondsten aangetroffen die wijzen op waardevolle archeologische sites. Slechts één postmiddeleeuwse greppel, wat ploegsporen en verscheidene verstoringen werden vastgesteld.