Tijdens het onderzoek zijn in totaal 324 spoornummers uitgedeeld. Ze hebben betrekking op 413 vullingen en/of lagen. Hiervan zijn 229 vullingen/lagen geïnterpreteerd als onderdeel van natuurlijke pakketten, ophogingslagen en verstoringen. Van 7 blijft de precieze interpretatie onbepaald. De 177 overige vullingen hebben hoofdzakelijk betrekking op grachtvullingen, kuilen, muurwerk, hout en steen die een periode bestrijken vanaf de volle/late middeleeuwen tot in de 20ste eeuw. Van oudere bewoningsresten zijn geen aanwijzingen gevonden. In de diverse aangetroffen sporen en lagen is wel een relatieve stratigrafie te onderscheiden.
Tijdens het onderzoek zijn 213 vondstnummers uitgedeeld. Hierbij hebben 204 vondsnummers betrekking op 718 fragmenten van steen, metaal, bouwkeramiek en aardewerk. Het overgrote deel ervan is bemonsterd uit de oude begraven A-horizont. Daarnaast zijn 9 vondstnummers uitgedeeld aan botmateriaal. Hierbij werd één vondstnummer gereserveerd voor een compleet paardenskelet (> 100 fragmenten). Alle vondsten dateren uit de volle middeleeuwen t/m nieuwste tijd.
Er werden 2 smalle greppels aangetroffen die oversneden werden door een andere greppel. Vermoedelijk houden de greppels verband met een zogenaamde beemdenstructuur. Over de precieze datering van deze greppels kunnen geen sluitende uitspraken gedaan worden. Een gesp uit de periode 14de-16de eeuw werd in de opvulling van een van de greppels aangetroffen. Hiernaast werd er een gracht aangetroffen die dateert van voor de militaire functie. Plaatselijk zijn van deze gracht houten oeverbeschoeiingen bewaard gebleven. Deze was opgebouwd uit aangepunte houten paaltjes met vlechthout ertussen. De precieze oorsprong van de gracht is nog onduidelijk maar een laatmiddeleeuwse oorsprong is aannemelijk. Het hout van deze beschoeiing werd geselecteerd voor een radiokoolstofdatering. Hieruit bleek dat het hout gedateerd kan worden in de 14de-15de eeuw.
Hiernaast waren er diverse kuilen herkenbaar onder de ophogingspakketten. Deze kuilen kunnen omwille van hun stratigrafische leesbaarheid geplaatst worden in de periode Late middeleeuwen -begin nieuwe tijd. In 1 van deze kuilen werd aardewerk uit de volle/late middeleeuwen, maar ook een gesp uit de 14de-16de eeuw gevonden. In een andere werd dan weer aardewerk uit de late middeleeuwen- nieuwe tijd en een dierenbot aangetroffen. De functie van de kuilen en de aangrenzende noordwest-zuidoost georiënteerde ingravingen blijft onbekend. Gezien de gelijkaardige begrenzing lijken ze wel onderling verband te houden.
Er werden 2 parallelle grachten aangesneden waarin diverse vullingen te herkennen zijn. Ze werden in verschillende fasen opgevuld. In de top van een van deze grachten werd onder meer een fragment van een pijpensteel aangetroffen die niet nader gedateerd kan worden dan de 17de of 18de eeuw. In de vulling van de andere gracht werd onder meer een scherf aangetroffen uit de 18de of 19de eeuw. De grachten werden gescheiden door een damvormige ophoging. Ter hoogte van de ophoging werden bewerkte palen aangetroffen. Ten zuiden van deze grachten werd nog een mogelijke greppel aangetroffen. In deze ophoging werd een paardengraf gevonden.
Er een greppel aangetroffen met verschillende vullingen. Vondsten die tijdens het proefsleuvenonderzoek in deze greppelstructuur zijn aangetroffen bevestigen deze datering in de nieuwste tijd. Op basis van historisch kaartmateriaal kan de greppel in de 19de eeuw geplaatst worden. Hiernaast waren er enkele kuilen gegraven in het ophogingspakket. Een relatie met de militaire functie van het terrein kan echter niet aangetoond worden. De kuilen zijn van latere oorsprong. In 1 van deze kuilen werd een scherf aangetroffen uit de periode 18de-19de eeuw. Op basis van de stratigrafie lijkt een datering in de 19de eeuw het meest waarschijnlijk. Een andere kuil grenst aan de 19de-eeuwse greppel en lijkt hier ook mee verband te houden. Precies ter hoogte van de kuil werd in de greppel immers een houten balk aangetroffen. Verder blijkt de ca. 2,8 m grote en minstens 1,2m diepe kuil op basis van de omvang in de diverse vlakken schuin ingegraven richting de greppel. Mogelijk gaat het hier om een drenkkuil of inloopkuil. Een derde kuil wordt gedateerd in de 20ste eeuw aangezien deze machinaal uitgegraven moet geweest zijn. In de puinrijke vulling werden ook vondsten uit de nieuwste tijd aangetroffen waaronder 19de-eeuwse munten. In het zuiden van het onderzoeksgebied zijn er nog fundamenten en bakstenen muurrestanten van de voormalige bebouwing aangetroffen.
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Historische stadskern van Zoutleeuw
Heeft als voorganger
Schipstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Schipstraat 59-60 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/991129 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.