Algemeen
Tijdens de begeleiding op het kerkhof werden er in totaal drie sporen aangesneden. Het gaat om graven of vermoedelijke graven. De vondsten bestaan voornamelijk uit los botmateriaal en enkele metalen objecten. Het eerste spoor bevond zich ten oosten van de kerk, ter hoogte van het koor. Het gaat om houtresten in de wand van het profiel. Helemaal zeker is het niet, maar mogelijk zijn deze afkomstig van een doodskist. De rest van het graf werd niet in de sleuf zelf aangetroffen. Niet ver van deze houtresten werd een losse schedel aangetroffen. Het is niet duidelijk of beide verband houden. Het gaat waarschijnlijk over een restant van één of meerdere begravingen die zijn verstoord door de recentere graven. Ten noorden van de noordelijke dwarsbeuk kwam er nog een spoor aan het licht. Het gaat om een redelijk scherp afgelijnde kuil van min. 100 x 30 cm. Ook hier bevond het spoor zich grotendeels buiten de werkzone. De vulling had een gevlekte lichte blauwgroene kleur. Ter hoogte van het spoor werden enkele ijzeren kistornamenten ingezameld, wat doet vermoeden dat dit spoor ook gelinkt zou kunnen zijn aan een graf. Beide sporen konden niet gedateerd worden.
Nieuwste tijd
Het volgende spoor betrof een in situ begraving in de hoek van de noordelijke zijbeuk en dwarsbeuk. De sleuf liep dwars over het midden van een kist met een metalen Jezusfiguur. De oriëntatie van het Christusbeeldje doet vermoeden dat de overledene met het hoofd naar het noordoosten begraven is. Het beeldje was puntgaaf en het hout redelijk goed bewaard, wat wijst op een eerder recente datering van het graf. Waarschijnlijk gaat het om een graf uit de 20ste of mogelijk late 19de eeuw. Op dat moment werd er niet langer begraven volgens de christelijke traditie, waarbij enkel priesters met het hoofd in het oosten lagen.