Tijdens de archeologische opgraving werden 101 vondstnummers uitgeschreven. Daarvan werden 54 nummers aan fragmenten hout gegeven (duigen van tonnen, planken, hoekbalken etc.) en 37 aan andere archeologische artefacten. Tijdens het onderzoek werden 10 vondstnummers uitgeschreven voor stalen. Daaronder vallen alle bulkstalen voor macroresten en de pollenstalen. Het gaat hierbij om stalen van 3 waterputten met een houten bekisting. In totaal werden er 15 individuele spoornummers uitgedeeld, waarvan een aantal geschrapt kon worden als archeologisch spoor omwille van een natuurlijke oorsprong of een te jonge datering.
Er werd een deels ingevallen ton aangetroffen zonder constructiekuil. De bodem van de waterput bestond uit een sokkel van enkele stukken natuursteen, bakstenen, een kleine stronk en een houten balk. De ton bestond uit 22 duigen met een bewaarde lengte van 71 cm tot 100 cm. Duigen met een volledige lengte werden niet meer aangetroffen. Er werden nog drie wissen gezien die het geheel samenhielden. Daarnaast zijn in enkele duigen één of meerdere intentioneel gemaakte gaatjes met diameter 1 cm te zien. Ten slotte konden vier markeringen aan de buitenzijde onderscheiden worden en twee aan de binnenzijde. Ze bestonden uit lijnen (Romeinse cijfers?) en twee cirkels. Het vondstmateriaal uit de interne vulling bestaat uit aardewerk, dierlijk botmateriaal, glas en metaal. Het aardewerk bestaat uit één wandfragment hard gebakken wit aardewerk dat waarschijnlijk Rijnlands roodbeschilderd materiaal is. Het vondstmateriaal is tamelijk heterogeen van samenstelling en vertegenwoordigt een periode van de volle middeleeuwen over de late middeleeuwen tot de vroegmoderne periode. Het dendrochronologisch onderzoek op het geselecteerde hout leverde geen resultaat op. De macrorestenanalyse leverde resten van rogge, biet, maanzaad, hennep, vlas, vouw, druif, vijg en mogelijk raapzaad op. Van rogge zijn meerdere aarspilsegmenten, een aanwijzing voor lokale verbouw en verwerking. In lage aantallen zijn graanzemelen gevonden, deze zijn indicatief voor uitwerpselen/beer. Daarnaast is pollen van biet, hennep, gerst en/of tarwe, rogge en druif aanwezig.
Eén van de waterputten had een houten bekisting die in het vlak nog deels bewaard was. De constructie lijkt deels uitgebroken te zijn. Het vondstmateriaal dat gerecupereerd werd uit dit spoor is behoorlijk schaars, namelijk 4 wandfragmenten gedraaid grijs aardewerk en één onvolledig pijpbeen van een middelgroot zoogdier. Eén van de horizontale planken van de bekisting kon via dendrochronologische analyse gedateerd worden. De plank, afkomstig van een beuk, was op het uiteinde enigszins beschadigd, waardoor het niet zeker was of er een buitenste jaarring aanwezig was. De laatst gemeten jaarring is gegroeid in 1074 n.Chr. Het kapjaar van de beuk valt met andere woorden na 1075 n.Chr. Het spoor kan daardoor ten vroegste vanaf het einde van de volle middeleeuwen gedateerd worden. De macrorestenanalyse heeft geen resten van cultuurgewassen opgeleverd. Wel zijn pitjes van braam, framboos en vlier aangetroffen. Het gaat om inheemse struiken en de vondsten kunnen als gebruiksplanten worden geïnterpreteerd. Uit de pollenanalyse werden veel graanpollen gerecupereerd, grotendeels afkomstig van rogge en van gerst en/of tarwe. Dit pollenspectrum toont voor de volle middeleeuwen een open landschap met graslanden en graanakkers en plaatselijk, vermoedelijk nabij de Leie, natte elzenbroekbos.
Nog een waterput kende een afgerond rechthoekige tot ovale aanlegkuil. De ton bestond uit 18 duigen met lengtes tussen 40 cm en 98,5 cm. Er konden nog enkele slecht bewaarde wissen geregistreerd worden. De kroosgroeven waren op 17 duigen bewaard en bevonden zich op 5 cm van de onderkant. Er werd op enkele exemplaren gaatjes met diameters van 1 cm tot 1,5 cm gezien en één cirkelvormig merkteken op de buitenzijde van een duig. De vondsten bestaan uit aardewerk, keramisch bouwmateriaal, dierlijk bot en een fragment vuursteen. De duigen kwamen niet in aanmerking voor een dendrochronologische datering. De pollenanalyse leverde hennep, gerst en/of tarwe, mogelijk appel en/of peer, rogge en opvallend veel hop op. Ook graslandsoorten konden worden opgemerkt net zoals soorten van bomen en struiken. Als laatste zijn er ook enkele eitjes van spoel- en zweepworm en enkele zemelen teruggevonden, indicatief voor de aanwezigheid van uitwerpselen/beer. Net zoals sporen van mestschimmels. De pollenconcentratie is laag wat wijst op een snelle opvulling van het spoor.
Tijdens het couperen bleek onder de waterput nog een oudere fase aanwezig te zijn. De bekisting was zichtbaar vanaf 66 cm onder het vlak en bestond uit een vlechtwerk van takken, die deels werden samen gehouden door ze te omwinden met twijgjes. Ze bleek geen artefacten te bevatten. Het houten vlechtwerk reikte tot 148 cm diep. Eén van de takken kon wel gebruikt worden voor een 14C-datering. Het was een stukje van een wilgentak en leverde een datering op tussen 1432 en 1623 cal. AD (95,4 % probabiliteit). Wanneer gekeken wordt naar de macroresten analyse viel op dat het veel soorten cultuurgewassen heeft opgeleverd, waaronder rogge, tarwe, biet, zwarte mosterd, hennep, vlas, druif, peer, vijg en mogelijk haver en appel. Het pollenonderzoek leverde hennep, kastanje, gerst/tarwe, hop, walnoot, rogge en druif op. Tussen de macroresten werden ook graanzemelen aangetroffen, wat wijst op de aanwezigheid van uitwerpselen en/of beer in de put. Nog werden veel pollen van hop en van de kruisbloemenfamilie aangetroffen, net zoals van bomen en struiken. Er zijn ook verschillende eitjes van darmparasieten aangetroffen. Ook konden sporen van schimmels worden aangetroffen die op mest leven, indicatief voor het gebruik van dierlijke mest, of de aanwezigheid van vee op het erf. Net zoals bij de latere waterput is de pollenconcentratie opvallend laag, wat wijst op een snelle opvulling met sediment en/of afval.
Hiernaast werd er een afhellend pakket aangeduid waarvan de aflijning evenwijdig aan de Leie loopt. Het pakket is vermoedelijk het resultaat werd de opvulling van de Leieoever. Het spoor werd oversneden door de meeste overige sporen. Het vondstmateriaal bestaat uit twee wandfragmenten gedraaid grijs aardewerk en zes fragmenten gedraaid rood aardewerk. Ten slotte werd er één wandfragment steengoed verzameld. Het overige vondstmateriaal bestaat uit een vuurstenen schrabber en een spijker. Er werd ook nog een mogelijke beschoeiing van de Leieoever aangetroffen.
De post-middeleeuwse vondsten betroffen vooral de ophogingspakketten die de moederbodem en de opvulling van de Leie afdekten, enkele puinrijke zones en de restanten van bakstenen en betonnen funderingen die ter hoogte van het profiel aanwezig waren.
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Historische stadskern van Harelbeke
Heeft als voorganger
Tweebruggenstraat 14
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Twee-Bruggenstraat 14 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/991248 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.