Het vooronderzoek omvatte verschillende fases: landschappelijk booronderzoek, verkennend booronderzoek, waarderend booronderzoek en proefsleuvenonderzoek.
De landschappelijke boringen gaven hoofdzakelijk een A-C profiel aan. In het westen van het projectgebied waren in enkele boringen wel podzolrestanten aanwezig. 114 verkennende boringen volgden op het landschappelijk onderzoek. In drie boringen werden vuursteenvondsten aangetroffen. Het gaat telkens om chips, waarvan er 2 verbrand waren. Er werden aldus wellicht 2 steentijdartefactenvindplaatsen aangetroffen. 190 waarderende boringen werden lokaal uitgezet rondom de positieve boorlocaties. Twee bijkomende locaties met vuursteenchips werden aangetroffen. In totaal werden vermoedelijk drie vindplaatsen aangeboord. Deze kunnen in situ worden bewaard. Ter hoogte van elk van de vijf positieve boorlocaties zal telkens een zone met een straal van 12 m worden voorzien die gevrijwaard blijft.
In de proefsleuven werden 31 spoornummers gegevens aan greppels, drie kuilen en een paalkuil. De sporen kunnen globaal vanaf de late middeleeuwen worden gedateerd.
Auteurs: Zeebroek, Inge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
Eén kuil bevatte verschillende spoellagen en werd daarom als mogelijke waterkuil geïnterpreteerd. Op basis van de vulling met baksteenspikkels in 2 kuilen en een rood geglazuurde scherf in een andere werden de drie kuilen vanaf de late middeleeuwen gedateerd.
De greppels kunnen op basis van de Popp-kaart in de nieuwe tijd worden geplaatst.