Naar aanleiding van de geplande bouw van een nieuw kantoorgebouw werd een opgraving uitgevoerd.
Een eerste landbouwfase, die herkend werd in de vorm van een vermoedelijke cultuurlaag, was te zien net boven de moederbodem. Doorheen de cultuurlaag van De Leet waren enkele houten palen verticaal ingeheid. Eén ervan kon met behulp van dendrochronologie vrij precies rond 1069 gedateerd worden. Mogelijk kunnen deze houten palen nog gelinkt worden met de motteversterking van de graaf van Vlaanderen, die zich volgens Johan Termote in deze periode op deze plaats moet hebben bevonden en waaruit de Sint-Maartenskern zich zou ontwikkelen. Deze versterking zou in het begin van de 12de eeuw zijn opgegeven, waarna er zich een burgerlijke nederzetting zou hebben ontwikkeld.
De aanwezigheid van verschillende aangelegde organische loop-/leefniveaus (met heel wat eierschalen én fijn dierlijk bot in) én een ovenstructuur wijzen evenwel eerder op een burgerlijke karakter van de nederzettingssporen.
De ontdekking van muren opgebouwd in onregelmatige blokken ijzerzandsteen, toebehorend aan een 12de-eeuwse gebouw, kunnen mogelijk met de burgerlijke nederzetting gelinkt worden. Minstens twee horizontale zwarte organische leef-/vloerniveaus werden herkend die rechtstreeks met dit eerste ijzerzandstenen gebouw konden gelinkt worden.
Na deze eerste fase blijkt het gebouw even, toch minstens gedeeltelijk, in ruïne te hebben gelegen, zoals is gebleken uit het micromorfologisch onderzoek van één van de zwarte organische loop-/leeflagen. In de bovenste laag daarvan was namelijk een accumulatie van mos, gras, twijgjes en bladerresten te zien die wijzen op een periode waarbij deze zone aan de openlucht onderhevig moet zijn geweest.
Na deze tussenfase werd het ijzerzandstenen gebouw ergens in de eerste helft van de 13de eeuw hersteld en een stukje naar het oosten toe vergroot. Minstens vier opeenvolgende lemen vloerniveaus konden met deze tweede bewoningfase gelinkt worden.
Vermoedelijk rond het midden van de 13de eeuw werd het oorspronkelijke ijzerzandstenen gebouw verder naar het oosten uitgebreid, met minstens twee bouwblokken. Voor de opbouw van de muren werd nog steeds ijzerzandsteen gebruikt.
Vermoedelijk naar het einde toe van de 13de eeuw - begin van de 14de eeuw werden enkele aanpassingen in baksteen uitgevoerd. Eén haardvloer werd in het noorden van het westelijke ijzerzandstenen gebouw gevonden, een andere in de eerste oostelijke uitbreiding direct tegen de westelijke ijzerzandstenen muur. De omvorming van een ingebouwde muurhaard in de zuidelijke muur van het oudste gedeelte valt qua vorm eerder in de 14de eeuw te dateren.
In de loop van de nieuwe en nieuwste tijd vinden heel wat aanpassingen plaats binnen de gebouwen. Opvallend zijn de afwateringssystemen in de vorm van goten, afgedekt met platte natuurstenen. Verder is er ook een opvallende waterput met vloer van houten balken en een bijhorende loden buis. Tot slot worden er ook redelijk wat kleine bakstenen kelderstructuren met bijhorende vloeren aangelegd.
Auteurs: Cornelissen, Yasmine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)