Uit de vroege middeleeuwen werd een natuurlijk proces in kaart gebracht: Aan de oostzijde van het plangebied spoelde vermoedelijk een sterke waterstroom een deel van het Pleistocene zand weg, een combinatie van bijvoorbeeld overtollige regen, smeltwater, wind en dergelijke. wat resulteerde in een natuurlijke waterloop. Deze overstroming stabiliseert in de 9de -10de eeuw, gevolgd door een nieuwe erosieve fase (einde vroege middeleeuwen-begin volle middeleeuwen) en een tweede stabiliseringsfase.
De oudste sporen op basis van de stratigrafie zijn een restant van een greppel ten oosten van het plangebied, mogelijk bijhorende palen en een plank (misschien van de greppelbeschoeiing), een 6-tal kuilen en twee lagen.
De eerste getuige van bewoning binnen het plangebied dateert echter pas uit het eind van de 12de tot 13de eeuw in de vorm van een houten funderingsstructuur van 2 liggers en palen, van een vermoedelijk (werk)huis (gedateerd op basis van het aangetroffen aardewerk want dendrochronologie leverde geen bruikbare datering op). De houtstructuur is mogelijk afkomstig van een aanbouwsel of werkhuisje of het is effectief een restant van een houten woning. Er zijn geen leef-lagen of vloeren bewaard.
Verschillende bakstenen funderingen (uit groot baksteenformaat) dateren uit 1260-1300 afkomstig van de bebouwing voorafgaand aan de huidige woning.
Ten oosten van werkput 1 getuigen twee resten van houten kuipen van (een nog niet nader bepaalde) ambachtelijke activiteiten. Naar analogie met archeologisch onderzoek ten westen van het plangebied en historische bronnen kan gedacht worden aan ververs-activiteiten. Er zijn echter onvoldoende diagnostisch materiaal om dit hard te maken.
In een rijke 13de -eeuwse afval-laag ten zuidoosten van het plangebied werd aardewerk, resten van leren schoeisel en dierlijk bot gevonden. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor leerbewerking en het dierlijk bot is afkomstig van consumptie. Het gaat dus voornamelijk om huishoudelijk afval uit deze vroegste fase van bewoning.
Uit de Late middeleeuwen zijn afvallagen, funderingen, een vloerniveau, een bakje/putje, houten kuipen, (aanleg-)kuilen en opvullagen gevonden.
Begin 14de eeuw worden de houten kuipen en delen van de funderingen afgebroken om plaats te maken voor een nieuw gebouw.
De bewoningsactiviteit wordt uitgebreid. In het oostelijke deel van het plangebied kon een deel van een bakstenen woning worden gereconstrueerd (funderingen en een vloerniveau).
Aan de westzijde van werkput 1 zijn funderingen op spaarbogen blootgelegd. Ook in het verlengde van de zuidelijke buitenmuur van de bestaande woning is een spaarboogfundering aangetroffen. Deze toont aan dat het oorspronkelijke gebouw misschien een grotere oppervlakte had dan het huidige woonhuis. Het is niet zeker dat beide funderingen uit eenzelfde fase dateren. De plattegrond kan niet meer worden gereconstrueerd.
De bakstenen funderingen bevinden zich op dezelfde noordelijke rooilijn van het nu verdwenen ZW-NO georiënteerde ‘Bezemstraatje’. Hier zijn restanten van rioleringen en een loden waterleiding voor watervoorziening aangetroffen.
Centraal in werkput 1 was er ambachtelijke activiteit: 3 beter bewaarde kuipen met kalkresten, kalkrijke kuilen en een afvalbak met kalkrijke vulling. Mogelijks werden de houten kuipen gebruikt als kalkbaden, als deel van het bewerkingsproces van leer. De waterleiding kan hiermee worden gerelateerd. Het gaat mogelijk om het bewerken van wit leer voor bijvoorbeeld handschoen- of perkamentmakers of voorafgaand aan het verven. Typische afvalproducten voor gewone leerbewerking zoals eikenschors of hoornpitten ontbreken maar aluin (een product gebruikt voor behandeling van wit leer) is archeologisch niet op te sporen.
Historische bronnen spreken ook over een brouwerij aan het Bezemstraatje. De vroegste getuigenis dateert uit de 14de eeuw. De enige mogelijk aanwijzing hiervoor zijn de kuipen die oorspronkelijk misschien gebruikt zijn in dit brouwproces en nadien werden gerecupereerd als kalkbaden.
Van de periode 16de – 19de eeuw getuigen weinig archeologische resten. Afvalkuilen ontbreken en er zijn slechts 2 scherven teruggevonden. Mogelijk was het archeologisch archief uit deze fase al grotendeels vergraven.
Enkele funderingen wijzen op renovatie- en/of aanpassingswerken om het oudere gebouw te verkleinen naar de huidige vorm in de loop van de 16de eeuw. Er werden ook nieuwe rioleringen aangelegd. Bronnen uit 1580 spreken van brouwerij ‘Den Hert’ op deze plaats. Een andere (U-vormige) structuur komt overeen met een gebouw op de Popp-kaart.
Auteurs: Demerre, Ine; Bot, Bart
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
- Funderingen en muurstructuren van verschillende gebouwen
- Ronde waterput met puinige vulling (bodem niet bereikt tijdens het onderzoek)
- 3 houten kuipen: hoepels, duigen, bodemplanken (één ervan met houten stop) Op de bodem van alle 3 de kuipen bevond zich een kalkrijk restant
- Kalkrijke kuilen, afvalbak
- Bezemstraatje
Beschrijving:
- Al het aardewerk (met uitzondering van 1 intrusieve Romeinse scherf en 2 scherven uit de Nieuwe Tijd) dateert uit de periode eind volle middeleeuwen tot late middeleeuwen (rood, grijs en hoogversierd aardewerk).
- Het dierlijke bot was vaak fragmentarisch, vooral afkomstig van grote tot middelgrote zoogdieren, aangevuld met middelgrote tot kleine zoogdieren, kippen en vis. Het gaat om consumptieafval.
- Concentratie van leerresten: vooral zolen en fragmenten ervan (13-14de eeuw) getuigen vermoedelijk van een beperkte huishoudelijke activiteiten en niet zozeer van artisanale leerbewerking.
- 2 houten kuipen: Kuip 1 bevatte enkel de onderste hoepel (min. 4 gebogen planken vastgehouden met spijkers en houten pennen) en resten van afgebroken verticale duigen aan de binnenzijde. Van de tweede meer westelijke kuip was enkel nog de hoepel bewaard. De aardewerkvulling dateert het in onbruik raken van beide kuipen in de 13de – begin 14de eeuw.