In het uiterste zuidoosten van het gebied werd tijdens het proefsleuvenonderzoek één relevant archeologisch spoor teruggevonden. Het betreft een ronde meiler met een maximale bewaringsdiepte van ca. 18 cm.
Het spoor werd bemonsterd en houtskoolfragmenten uit het zeefresidu verder onderzocht. De resultaten van het anthracologisch onderzoek tonen aan dat enkel fragmenten van eik (Quercus sp.) aanwezig zijn. Het gaat quasi uitsluitend om stamhout. Eén stuk houtskool werd onderworpen aan een radiokoolstofanalyse, wat een datering (Ua-82796: 870 ± 29BP) opleverde in de volle Middeleeuwen (1049 - 1260 n.Chr.; 95.4 betrouwbaarheidsinterval). Dit sluit aan bij de spoorcategorie en -morfologie. In de Middeleeuwen komen immers voornamelijk ronde of ovale meilers voor, terwijl ze in de IJzertijd en Romeinse periode (afgerond) rechthoekig van vorm zijn.
Auteurs: Haneca, Kristof
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)