In het kader van een nieuwbouwproject werd na een positief bureauonderzoek, een verkennend boor- en een proefsleuvenonderzoek overgegaan tot een vlakdekkende opgraving. Tijdens het onderzoek zijn negen werkputten aangelegd met een totale onderzochte oppervlakte van 8126 m2. Tijdens de opgraving zijn in totaal 124 sporen geregistreerd en zijn er 1627 vondsten aangetroffen. Uit de resultaten blijkt dat binnen het plangebied sporen en structuren uit de Volle en Late Middeleeuwen aanwezig waren. Door uitgebreide verstoringen kon slechts beperkt inzicht verkregen worden in deze site. Een groot deel van de nederzetting lijkt zich ook buiten het plangebied te bevinden.
De meeste sporen zijn in de Volle Middeleeuwen te dateren. Er werd een fasering binnen de bewoning vastgesteld waarbij fase 1 een enkele greppel (greppel 2) (1050-1225 n.Chr.) en waterput 2 (1100-1175 n.Chr.) omvat. Fase 2 omvat twee plattegronden van hoofd- of bijgebouwen (1125-1300 n.Chr.) met bijhorende perceelsgreppel (1125-1300 n.Chr.). De plattegronden werden slechts gedeeltelijk aangetroffen waardoor het moeilijk is deze typologisch te plaatsen. Vermoedelijk gaat het om gebouwen met een éénschepige plattegrond.
In fase 3 lijkt het erf in het zuidoosten anders ingericht. Hierbij wordt waterkuil 3 (1250-1300 n.Chr.) aangelegd. Het erf waartoe deze waterkuil heeft behoord, ligt vermoedelijk buiten het plangebied. Uit de laatste fase werd slechts uit een enkel spoor aangesneden, waterkuil 1 (1300-1400 n.Chr.). Ook voor deze waterkuil situeerde het bijhorende erf zich waarschijnlijk buiten de grenzen van het plangebied.
Auteurs: Moens, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)