is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 15373
Deze aanduiding is geldig sinds
De initiatiefnemer plant de ontwikkeling van een nieuwe KMO-zone. Als gevolg hiervan dient er nieuwe wegenis te worden aangelegd tussen de toekomstige kavels en parking. Het onderzoek spitste zich toe op het tracé van deze geplande wegenis. Het terrein werd ingedeeld in vier deelgebieden. Uit het vooronderzoek was gebleken dat hier sporen uit de ijzertijd en middeleeuwen aanwezig waren.
De oudste sporen gaan terug tot de metaaltijden. Op basis van het, eerder schaarse, aardewerk kunnen de sporen in de late ijzertijd gedateerd worden.
Paalkuilen indiceren de aanwezigheid van structuren. Hoofdgebouwen werden niet aangetroffen. Er waren spiekers aanwezig en grote en kleine bijgebouwen.
Tussen de sporen uit deze periode zaten ook enkele grotere kuilen, waarvan de vullingen relatief veel fragmenten van (veelal dikwandig) handgevormd aardewerk bevatten. Het gaat waarschijnlijk om lokaal geproduceerde waar voor dagelijks gebruik. De functie van deze kuilen is evenwel niet duidelijk.
De sporen en structuren uit de late ijzertijd worden geïnterpreteerd als delen van één of meerdere erven, waarvan momenteel enkel de randstructuren zijn blootgelegd. Het gaat waarschijnlijk om agrarische nederzettingen, al kan niet uitgesloten worden dat er ambachtelijke activiteit plaatsvond buiten de contouren van het projectgebied.
Ter hoogte van deelgebied 3 werden verschillende spiekers onderzocht. Deze sporen waren opvallend dieper uitgegraven dan de sporen uit de ijzertijd. Ze waren ook donkerder van kleur en scherper afgelijnd. Een 14C-datering op één van de paalkuilen (S553) van structuur 17 leverde een datering op tussen 50 v.C. en 120 n.C. De overige sporen in deze zone vertoonden sterke overeenkomsten met deze structuur en zijn waarschijnlijk min of meer gelijktijdig
De middeleeuwse nederzetting ligt ter hoogte van nattere gronden. Waarschijnlijk was het daarom noodzakelijk om relatief veel grachten en greppels uit te graven voor drainage, wat resulteerde in een grachtencomplex.
Ter hoogte van één gracht wijzen verschillende paalsporen op de constructie van een houten brug. De sporen leverden niet genoeg houtskool op voor een 14C-datering, waardoor de brug enkel ruim in de (late) middeleeuwen kan worden gedateerd.
Er werden binnen het areaal van de grachten verschillende gebouwplattegronden onderzocht, waarvan sommige bootvormige aflijningen vertoonden. Het gaat wederom enkel om bijgebouwen. Een 14C-datering op een middenstaander van het grootste gebouw, structuur 20 leverde een datering tussen 1150 – 1230 n.C. op. Gezien het ontbreken van vondsten is het moeilijk om het gebouw een functie toe te wijzen. Het lijkt te klein voor een woonhuis, mogelijk gaat het om een schuur of stal.
Opvallend is het relatief grote aantal waterkuilen. De waterkuilen zijn op te delen in twee periodes: de volle middeleeuwen en de late middeleeuwen – het begin van de nieuwe tijd.
Eén van de waterkuilen heeft een datering tussen 1280 – 1400 n.C (C14, staal laag 2). In de coupe is een pollenbak geslagen en uit laag 2 is een bulkstaal genomen. Ongeveer 57% van het pollen is afkomstig van bomen. Pollen van els, eik, berk en hazelaar maken daarvan ca. 53%-punt uit. De rest komt van beuk, haagbeuk, den, linde, wilg en iep. Het niet-boompollen komt voornamelijk van struikhei en grassen.
In het oosten van deze zone was ook een grote natuurlijke depressie aanwezig. Mogelijk werd deze als natuurlijke drenkkuil gebruikt. Onder de poel werden in elk geval geen sporen meer aangetroffen
Het aardewerk uit deze periode is wederom schaars. Wel zijn er enkele scherven geïmporteerd Maaslands aardewerk teruggevonden.
De postmiddeleeuwse sporen bestaan hoofdzakelijk uit grachten en greppels die verspreid over het terrein voorkomen. De vondst van 20ste-eeuws aardewerk toont aan dat sommige van deze sporen eerder recent van aard zijn.
Auteurs: Cornelissen, Yasmine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)