Uit het landschappelijk bodemonderzoek kunnen twee pedogenetische zones onderscheiden worden ter hoogte van het projectgebied. Een eerste zone omvat bodems met A/C-profielen die over het grootste deel van het onderzoeksgebied waargenomen kunnen worden. Een tweede pedogenetische zone situeert zich in het zuidoosten van het projectgebied en omvat een bodem met een verstoord bodemprofiel.

Voorafgaand het proefsleuvenonderzoek werd het terrein onderzocht met een metaaldetector. Tijdens het onderzoek werden bijkomend de grondhopen en sporen onderzocht. Dit leverde in totaal vier metaaldetectievondsten op (V1 t.e.m. V4) waaronder één musketkogel.

In totaal werden 12 sporen geregistreerd. Deze zijn allen van antropogene aard. De sporen kunnen allen in de nieuwste tijd geplaatst worden. De oudste sporen betreffen de restanten van de funderingen van een 19de-eeuws gebouw (S6, S9). Hierna volgde een afbraakfase. Heel wat sporen wijzen op recentere nutsleidingen en verstoringen.