Er werden 13 proefputten en proefsleuven aangelegd.
In de dwarsschuur werden 2 proefputten aangelegd om de funderingen van de oostelijke gevel te controleren. In de eerste werd een gedeeltelijk bewaard vloerniveau aangetroffen , bestaande uit een 10 cm dik compact homogeen zandig niveau. Er zijn aanwijzingen dat de schuur periodiek nat was. De tweede put had een reeds verstoorde bodemopbouw.

In de L-vormige stalvleugel werden 6 sonderingsputten bekeken die gegraven werden om de stabiliteit van de gebouwen te controleren. In WP3 bevindt zich onder de betonvloer oudere stalvloeren. In WP4 werd een mogelijke fundering van de voorloper van de moderne trog gedetecteerd, opgebouwd in baksteen. In WP5 kan afgeleid worden dat de funderingsmuur van de westelijke stallen niet in verband is gemetst met de noordelijke. De noordelijke stallen zouden tot een oudere fase behoren. In WP6, 7 en 8 leverden geen specifieke archeologische info op.

In WP9 werden muren en uitbraaksporen aangetroffen van gebouwen die op oude kaarten van de abdij teruggevonden worden, onder ander van de vermoedelijke bakkerij en het woonhuis. Ze dateren vermoedelijk in de 16de en 17de eeuw (op basis van het baksteentype en de traditionele bak- en zandsteenarchitectuur) en werden mogelijk in de 2de helft van de 18de eeuw afgebroken. Er werd ook een ronde puinkuil in aangetroffen. De vijver werd ook gedetecteerd. Sleuf 1 detecteerde de westelijke afbakening van de vijver. In sleuf 12 werd de fundering van het langse stalgebouw gedetecteerd. WP 10 detecteerde de recent opgevulde mestvaalt op het binnenplein.

Er werden weinig losse aardewerkfragementen aangetroffen.