De centrale zone van het terrein werd opgegraven in 2020. Een andere later toegevoegde zone werd opgegraven door middel van een werfbegeleiding.
Tijdens de opgraving werden twee, op elkaar aansluitende, grachten en twee waterkuilen aangetroffen uit de Romeinse periode, meer bepaald de periode tussen de 1ste en de 3de eeuw na Christus. De datering is gebaseerd op Romeins handgevormd aardewerk. De coupe op de kuilen, die dieper waren uitgegraven dan de gracht, liet een verbinding zien met de gracht.
Mogelijk stonden de Romeinse sporen in relatie met een aangetroffen grafveld ten zuiden van het terrein. De gracht fungeerde mogelijk als de afbakening van het Romeinse grafveld (alvorens verder af te wateren richting het noordoosten).
Het is echter pas vanaf de late middeleeuwen (ca. 13de eeuw) dat er op de site opnieuw sporen van duidelijke menselijke aanwezigheid/activiteit zichtbaar zijn. Dit o.a. in de vorm van een groot aantal (afval)kuilen en 2 waterputten. De bekisting van beide waterputten zijn gedateerd in de loop van de 13de eeuw. De vulling van de kuilen bestond onder meer uit dierlijk botmateriaal.
De historische kaarten van Deventer 1550-1565 en van Sanderus 1641-1644 tonen aan dat er rich rond het terrein een reeks huizen bevonden. De grote afvalkuilen die tijdens de opgraving werden ontdekt wijzen op een mogelijk gebruik van de site als achtererf voor de naburige woningen en, bij uitbreiding, als afvalstortplaats voor de omwonenden. Het aardewerkensemble uit één van de afvalkuil toonde een grote concentratie van aardewerkfragmenten (rood aardewerk met loodglazuur, steengoed, Werra aardewerk en Majolica) die in de tweede helft van de 16de eeuw kon worden gedateerd. Ten noorden van werkput 4 werd een mogelijke beerput aangetroffen.
Auteurs: Cornelissen, Yasmine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)