waarneming

Bierweg

archeologisch element
ID
992215
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/992215

Beschrijving

Algemeen

Tijdens de opgraving zijn in totaal 385 sporen aangetroffen. Het gaat hierbij om 73 kuilen, 22 greppelsegmenten, 217 paalsporen, twee waterputten, een waterkuil en een poel. Op basis van de aangetroffen vondsten kunnen de sporen gedateerd worden vanaf de late bronstijd tot de late middeleeuwen. Verspreid over het gehele terrein konden ten minste 9 mogelijke gebouwplattegronden uit de vroege middeleeuwen worden vastgesteld. Daarnaast werd ook een imposante depressie van ca. 400m2 in het midden van het projectgebied aangetroffen die vermoedelijk in de 9de eeuw te dateren is.

Late bronstijd

In het noordwestelijk deel van het projectgebied kwam een waterput aan het licht. Deze had een vlechtwerkwand en kon op basis van 14C-analyse gedateerd worden in de late bronstijd (1320-1190 BC).

Vroege ijzertijd

Eveneens in het noordwestelijk deel van het projectgebied werd een grote waterkuil aangetroffen die op basis van de erin aangetroffen ceramiek in de ijzertijd kan gedateerd worden. Daarnaast werden ook een reeks paalsporen vastgesteld die vermoedelijk eenzelfde datering hebben.

Vroege middeleeuwen

Tijdens de vroege Middeleeuwen werd de site te Aalter Bierweg gekozen als nederzetting. Een grote hoeveelheid paalsporen werden tijdens de opgraving aangetroffen. Hierbij was een overlapping van meerdere gebouwen te zien. In de loop van het onderzoek werden verschillende paalsporenconcentraties geïdentificeerd, waarbij sommige gebouwplattegronden duidelijker werden herkend dan andere. Er is een poging ondernomen om de bouwplannen te categoriseren naar type en subtype, maar de moeilijke leesbaarheid door de densiteit en afwezigheid van bepaalde paalsporen maakte de identificatie vaak moeilijk. Negen gebouwen werden toch vastgesteld op basis van de afstand tussen de paalsporen alsook hun gelijkaardige kenmerken. Aalter wordt door meerdere beken doorkruist die vooral noordwaarts naar het kanaal afwateren, maar er zijn geen waterlopen in de buurt die van directe invloed kunnen zijn op het plangebied. De dichtstbijzijnde waterloop, de Brielbeek, bevindt zich meer dan 500m ten noordwesten van de site. Gezien deze relatief grote afstand werden er gedurende de vroegmiddeleeuwse bewoning twee waterhoudende structuren ingericht: waterput (in het westen van de site) en poel (in het oosten). De datering van de bovenste (720-780 AD) en onderste (650-710 AD) opvullingspakketten binnen de bekisting van waterput dateert het gebruik van deze structuur in de vroege 8ste eeuw AD. De resultaten van het macrobotanisch onderzoek op de onderste laag van de 8ste-eeuwse waterput onthulden dat graan, walnoot en hazelnoot deel uitmaakten van het dieet van de lokale bewoners. Vanwege de slechte bewaring van het graan was het niet mogelijk op soort of geslacht te determineren. Een deel van de aangetroffen akkeronkruiden komt voor op rogge- of wintergraanakkers. Het is dus mogelijk dat rogge tot de lokaal verbouwde granen behoorde. Hazelnoot kon worden verzameld van wilde of aangeplante struiken. Ook voor walnoot is het mogelijk dat deze bomen lokaal in boomgaarden waren aangeplant, maar het is ook mogelijk dat deze verkregen zijn door middel van import. Opvallend aan het bulkstaal is de zeer grote hoeveelheid zaden van ijzerhard. De plant kon op verschillende manieren in het eten worden verwerkt. Ook kon deze als veevoer dienen. De akkervegetatie toont een mix van planten die kenmerkend zijn voor (wintergraan)akkers op droge, voedselarme tot matig voedselrijke zandgronden. Er zijn echter ook enkele soorten aangetroffen die de voorkeur geven aan vochtigere en voedselrijke grond. Op het nederzettingsterrein, nabij de waterput groeide grote brandnetel. Deze plant gedijt evenals enkele andere planten, waaronder stinkende kamille, bilzekruid en varkensgras goed op voedselrijke, betreden grond. Ook was er mogelijk grasland aanwezig in de nabijheid van de nederzetting. De datering van de poel onthulde een vergelijkbare datering (670-880 AD).

Het aardewerk, aangetroffen was weinig in aantal vergeleken met de hoeveelheid sporen, maar is te situeren in de vroege Middeleeuwen. Een andere vondst die representatief is voor de vroegmiddeleeuwse periode is een kleine bronzen fibula uit een paalspoor van gebouwplattegrond 7, dat tussen 550 en 645 BC gedateerd is. De bijna afwezigheid van botmateriaal maakt een volledige analyse van het voedingspatroon niet mogelijk, maar het fragment rundschouderblad (zonder snijsporen) uit de poel zou kunnen wijzen op de aanwezigheid van vee in deze nederzetting. In combinatie met de studie van het aardewerk en om de verschillende bewoningsfasen te benadrukken, werd besloten om een paalspoor van elk hoofdgebouw (of concentratiegebied van paalsporen) te laten testen met behulp van een C14-analyse. De resultaten benadrukten bezettingfases van de site tussen de tweede helft van de 6de en het einde van de 10de eeuw. Het is echter onduidelijk of er in dit tijdsbestek sprake is van een continue bewoning.

Een imposante depressie van ca. 400m2 werd in het midden van de site aangetroffen. Meerdere paalsporen uit de vroege middeleeuwen kwamen aan het licht tijdens de aanleg van een tweede vlak onder de depressie. Het feit dat de paalsporen werden afgedekt door de depressie suggereert dat deze opgevuld geraakte na het verdwijnen van deze landelijke nederzetting. Verschillende fragmenten aardewerk werden in de depressie gevonden en werden in de 9de eeuw gedateerd, de periode die overeenkomt met de laatst gevonden gebouwplattegronden.

Late middeleeuwen-nieuwe tijd

Ca. eind 10de eeuw werd het terrein niet meer gebruikt als bewoningszone zoals blijkt uit de afwezigheid van bewoningssporen die dateren uit de volle of late middeleeuwen. Meerdere greppels, noordwest georiënteerd, werden blootgelegd die de gebouwstructuren van de vroegmiddeleeuwse bewoning doorkruisen. De gronden lijken, wellicht na een periode van verlating, opnieuw in gebruik te zijn voor agrarische activiteiten waarbij de percelen werden omgracht voor drainage. Fragmenten aardewerk, aangetroffen in greppels, zijn een combinatie van grijs, rood geglazuurd en Rijnlands steengoed en komen frequent voor vanaf de 15de eeuw.

Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Late bronstijd-vroege ijzertijd

Datering: late bronstijd, vroege ijzertijd
Typologie: gevlochten hagen, kuilen, paalkuilen, waterkuilen, waterputten
Materiaal: aardewerk, hout, houtskool, leem
Gebeurtenis:

Late middeleeuwen-nieuwe tijd

Datering: late middeleeuwen, nieuwe tijd, nieuwste tijd
Typologie: greppels, perceelsgreppels
Materiaal: geglazuurd aardewerk, steengoed
Gebeurtenis:

Vroege middeleeuwen

Datering: vroege middeleeuwen
Typologie: depressies, gebouwplattegronden, kleding en -accessoires, paalsporen, poelen, waterputten
Soort: Alnus, Betula, Carpinus, Quercus
Materiaal: aardewerk, bot (dierlijk), brons, hout, houtskool, keramisch bouwmateriaal, leem, pollen, zaden en vruchten
Gebeurtenis:

Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Bierweg [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/992215 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.