Tijdens het archeologisch onderzoek werden verspreid over het terrein 64 sporen geregistreerd. De sporendensiteit was over het algemeen vrij laag. Een steentijdvindplaats werd niet aangetroffen.
De oudste aangetroffen sporen gaan terug tot de metaaltijden. Het gaat om enkele randstructuren van een potentiële nederzetting, met name een zespostenspieker, een (water)kuil en een kuil. De zespostenspieker is een typisch voorbeeld van een groter bijgebouw dat onder meer diende voor de opslag van graan. De paalsporen zijn vrij ondiep bewaard maar bevatten wel wat vondstmateriaal in de vorm van scherven aardewerk. Naast het bijgebouw werd een (water)kuil aangetroffen. Ook hier werd een aanzienlijke hoeveelheid handgevormd aardewerk gevonden. De aangetroffen structuren zijn randstructuren die doorgaans aan het licht komen in de nabijheid van een hoofdgebouw. Te Wichelen zelf werd echter geen hoofdgebouw aangetroffen waardoor we de nederzettingszone niet precies kunnen afbakenen. De waterkuil en het bijgebouw werden aan de hand van 14C-datering gesitueerd in de late ijzertijd, de kuil werd aan de hand van het aangetroffen aardewerk in diezelfde periode geplaatst. Er kan dus besloten worden dat de randstructuren naar alle waarschijnlijkheid behoorden tot eenzelfde erf.
Uit deze periode is het gros van de sporen afkomstig. Enerzijds betreft het een artisanale kuilenzone, anderzijds een funeraire zone.
Er werden in het oosten van het opgravingsgebied niet minder dan 24 crematiegraven aangetroffen. De graven werden volledig uitgehaald en de vulling uitgezeefd op zoek naar bot- en vondstmateriaal. Vijf graven toonden bij het couperen al een aardewerken grafgift in de vulling. Op 3 graven na, werd er uit elk graf bij het zeven aardewerk aangetroffen. Verbrand bot was in de helft van de graven aanwezig. Daarnaast werd in sommige graven ook metaal (meestal onder de vorm van nagels), glas en natuursteen (silex) aangetroffen. Zes graven werden aan de hand van een koolstofdatering gedateerd, drie aan de hand van het gecremeerd bot, drie aan de hand van houtskool. Het grafveld kunnen we hierdoor situeren
tussen 60-310 na Chr. Van alle crematies werd het gecremeerde bot bestudeerd. De crematie gebeurde aan erg hoge temperatuur (650-800°C), met een hoge fragmentatiegraad als gevolg. Bij de verbranding ontstaan vele kleine scheurtjes in het botmateriaal. Nadien werd de brandstapel geblust waarbij door het hoge temperatuurverschil het botmateriaal ter hoogte van al deze haarscheurtjes uiteensprong, resulterend in de vele zeer kleine botfragmenten. Een tweede factor die mogelijk meespeelt in het aantreffen van gering botmateriaal, is dat de menselijke resten na de verbranding zijn uitgeselecteerd en niet samen met de brandstapel zijn begraven. Opvallend was dat er te Wichelen enkele vrij grote exemplaren werden aangetroffen, terwijl brandrestengraven over het algemeen kleiner zijn dan 1m in lengteas. Er werden geen nissen aangetroffen. De brandrestengraven uit Wichelen vertegenwoordigen een type dat frequent voorkomt en zijn bovendien typisch voor de eerste twee eeuwen van onze jaartelling. Daarna wordt het crematieritueel verdrongen door inhumatie. Vroeger ging men uit van een eenduidig beeld van grote grafvelden langsheen de invalswegen naar nederzettingen, maar onderzoek de laatste jaren maakte duidelijk dat er meer variatie bestond op vlak van grafrituelen. Naast deze grote grafveldstructuren werden ook graven geïsoleerd in het landschap of tussen nederzettingssporen gedocumenteerd, alsook in de vorm van zwak gegroepeerde graven. Waarschijnlijk hebben we te Wichelen te maken met een eerder kortstondig gebruikt grafveldje, een mogelijke relatie met nederzettingssporen kon niet worden achterhaald.
In het westen van de opgravingszone werd een kleine artisanale zone aangesneden. In totaal werden 14 kuilen onderzocht. Het betreft stuk voor stuk zeer houtskoolrijke kuilen die opvallend veel nagels bevatten. Deze lijken afkomstig te zijn uit het recuperatiehout gebruikt voor de verbranding. Ander aangetroffen vondstmateriaal betrof bouwmateriaal, aardewerk en glas. Mogelijk houden de kuilen ook verband met de productie van glas.
Auteurs: Mestdagh, Bert; Bartholomieux, Bart; Derweduwen, Natascha
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: MONUMENT - VANDEKERCKHOVE