Uit archeologisch onderzoek blijkt dat over het gehele terrein een dikke en organische laag in de bodem aanwezig was, die in de 12de of 13de eeuw tot stand kwam. In en onder die laag bevonden zich meerdere waterputten (waaronder een exemplaar in veldsteen), mestkuilen en andere vergravingen die erop lijken te wijzen dat dit gebied in de middeleeuwen als een soort gemeenschappelijke zone werd gebruikt, aan de rand van het oudste stadsgedeelte.
Op een hoger niveau kwamen heel wat sporen tot stand die in verband te brengen zijn met de laatmiddeleeuwse bebouwing op deze locatie. Waarschijnlijk kwam er ter hoogte van het projectgebied in de late middeleeuwen nog geen aaneengesloten bebouwing voor, maar ging het eerder om een verspreide bebouwing. Na verloop van tijd ontstond een aaneengesloten bebouwing, zoals afgebeeld op de Deventerkaart (ca. 1560). Het onderzoeksterrein maakt op dat ogenblik deel uit van de achtererven. Verschillende sporen, zoals bijvoorbeeld een17de-eeuwse beerput, zijn kenmerkend voor een achtererf-situatie.
De onderzoeksresultaten worden verder uitgewerkt in een eindverslag.
Auteurs: De Decker, Sam; De Gryse, Janiek
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)