waarneming

Opgraving Frezenbergstraat

archeologisch element
ID
992297
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/992297

Beschrijving

Algemeen

Het voorafgaand bureauonderzoek toonde aan op basis van archeologische indicatoren en uitgevoerde onderzoeken dat er met zekerheid sporen, structuren, vondsten en (niet-ontplofte) munitie uit de Eerste Wereldoorlog zouden worden aangetroffen. De luchtfotografische studie bevestigde de aanwezigheid van talrijke sporen uit de Eerste Wereldoorlog met onder andere Duitse gevechts- en verbindingsloopgraven uit de Duitse eerste en tweede lijn, een beperkte aanwezigheid van Britse loopgraven die dateren uit/na de Derde Slag om Ieper, de mogelijkheid op resten van ondergrondse tunnels en betonnen bunkerresten, en granaattrechters (eventueel uitgebouwd als versterkte post of gebruikt om lichamen te begraven).

Middeleeuwen

Er werden geen archeologische grondsporen aangetroffen uit de middeleeuwen. In één loopgraaf in de Bellewaardestraat werd wel wat verspit aardewerk aangetroffen dat in de (late) middeleeuwen te dateren is. De oorsprong van het aardewerk kon echter niet achterhaald worden. Wegens de beperkte breedte van de werkput bleef het zicht beperkt.

Nieuwe tijd - nieuwste tijd

Slechts twee sporen of types van sporen konden met zekerheid gedateerd worden vóór de Eerste Wereldoorlog. Het betrof enerzijds de wegtracés dewelke hier en daar bewaard waren gebleven, zij het wel in zeer verschillende graad van bewaring. Anderzijds de funderingen van een bakstenen gebouw dat vermoedelijk tijdens de oorlog werd vernield. Het betrof echter niet meer dan de onderzijde van de muren. Net voldoende om de lengte van het gebouw te verifiëren en vast te stellen dat de interne onderverdeling bestond uit minstens een grote en kleine ruimte. Het vloerniveau bevond zich vermoedelijk op een hoger niveau en was bijgevolg niet bewaard gebleven.

Eerste wereldoorlog

Binnen het projectgebied werden voornamelijk sporen uit de Eerste Wereldoorlog aangetroffen. Er is echter een verdere opdeling mogelijk.

1914-1915

Eerst en vooral is er de vroegste periode van oktober 1914 tot mei 1915. In deze vroege fase van de oorlog is er aanvankelijk nog sprake van een bewegingsoorlog die langzaam vastloopt, de Eerste Slag om Ieper (19 oktober 1914 – 22 november 1914), en zich uiteindelijk op enkele honderden meters ten oosten van het projectgebied in een duidelijk front zal consolideren. Vervolgens zal het front verschuiven tijdens de Tweede Slag om Ieper (22 april 1915 – 25 mei 1915) en opnieuw vastlopen ten westen van het projectgebied.

Binnen het projectgebied blijft de impact van deze fases op het archeologisch bodemarchief eerder beperkt. De enige echt duidelijke sporen die gerelateerd kunnen worden aan deze vroege fase staan in relatie met de vooroorlogse weg in de Oude Kortrijkstraat (WG1) en enkele losse vondsten, zoals geweerpatronen en afgevuurde hulzen die op basis van de productiestempels in het begin van de oorlog geplaatst kunnen worden, verspreid over het projectgebied.

1915-1917

Een tweede fase volgt tussen de consolidatie van het front na mei 1915 en het geallieerde offensief in de zomer van 1917. Deze fase wordt gekenmerkt door een grondige Duitse uitbouw van duidelijke, planmatige linies binnen het projectgebied. Het betreft goed uitgebouwde loopgraven met bijhorende infrastructuur zoals houten shelters, betonnen bunkers en opslagplaatsen.

Aangezien de opgegraven structuren in de loop van deze periode steeds verder opgewaardeerd werden, is de archeologische situatie die kon worden vastgesteld bijna steeds de meest recente versie van deze structuren, dus net voor de geallieerde aanval. Tijdens het uitbouwen van de loopgraven en andere stellingen, werd de ‘oude’ situatie meestal ‘uitgewist’ door het ingrijpende karakter van de werken. Het toevoegen van wand- en vloerbeschoeiing werd vaak voorafgegaan door graafwerkzaamheden die de oorspronkelijke situatie teniet deden. Archeologisch vaststellen van de oorspronkelijke configuratie van een loopgraaf is dus enkel mogelijk wanneer de loopgraaf niet aangepast werd – meestal omdat ze niet langer in gebruik bleef – of wanneer de aanpassingen bovenop de voorgaande constructie werd geplaatst.

Ook kenmerkend voor de verdere uitbouw van het loopgravenstelsel zijn de onderkomens die aansloten op het loopgravenstelsel. Deze schuilplaatsen kenden verschillende vormen, constructiewijzen en functies. Houten schuilplaatsen zijn veel voorkomend en kunnen dienen als verblijfplaats voor manschappen of officieren, als commandopost, als opslagplaats, ... of als een combinatie van functies. Er werden 3 zo’n onderkomens aangetroffen.

Naast de houten schuilplaatsen werd ook steeds meer in beton gebouwd. De houten schuilplaatsen volstonden namelijk niet om de impact van directe inslagen van artilleriegranaten te weerstaan en daarom was er nood aan constructies in beton. Er werden zo minstens 2 structuren aangetroffen. Eén van de twee bunkers was volledig bewaard. Deze ondergrondse bunker bevond zich nog in zijn volledigheid onder het wegdek en erbuiten. De toegangsloopgraaf, ook in beton, werd eveneens aangetroffen. Deze toegangsloopgraaf leidde tot een opening in de achterzijde van de bunker die werd afgesloten met een houten deur – waarvan het onderste deel nog aanwezig was. Omwille van het feit dat de bunker niet verder onderzocht kon worden, was het ook niet mogelijk om de functie te achterhalen.

Een derde element dat eigen was aan de verdere uitbouw van de loopgravenstelsels, was het gebruik van ondergrondse gangen en tunnels. Ter hoogte van de Meenseweg is echter geweten dat een lange tunnel onder het oude wegdek was gebouwd, terwijl aan weerzijden ook meerdere tunneltoegangen voor diepere structuren gekend zijn. Ter hoogte van de Bellewaardestraat werd een spoor (TUN 1) aangesneden dat aan deze tunnelbouw gerelateerd is. Het betreft een zeer slecht bewaard tunnelsegment dat de straat loodrecht dwarste. Hierdoor is slechts anderhalve meter in lengte onderzocht geweest. Het constructiehout was echter danig vergaan dat enkel bodemverkleuringen vastgesteld konden worden.

Een laatste element van de uitbouw van loopgravenstelsels dat tijdens de opgravingen werd vastgesteld, is het communicatienetwerk. Verspreid over het volledige onderzoeksgebied werden ingegraven communicatiekabels aangetroffen. In totaal betrof het 10 kabels of kabelbundels waarvan de meerderheid niet diep was ingegraven, noch goed was beschermd. Slechts bij 2 voorbeelden (KAB 1 en KAB 7) was een houten afdekking voorzien. Deze was echter zeer licht en zal dus weinig bescherming hebben geboden tegen artillerievuur. Nog 2 andere kabelbundels (KAB 2 en KAB 6) waren dan weer diep ingegraven wat vermoedelijk meer beschermde dan de houten afdekking.

1917

De derde fase betreft de Britse verovering van het projectgebied in 1917, tijdens de Derde Slag om Ieper (31 juli 1917 – 10 november 1917). Binnen de sector waarin het projectgebied was gesitueerd verliep dit offensief allesbehalve vlot. Gedurende enkele weken lag het projectgebied dus pal op of net achter de frontlinie. De geallieerde troepen die in de aanval gingen, trokken over een zwaar vernield landschap en moesten vaak gaan improviseren wanneer de opmars stokte. Wanneer het duidelijk werd dat verder oprukken niet meer mogelijk was, moesten ze zich gaan ingraven. Dit bleek niet altijd evident tussen alle kraters en daarom werd vaak geopteerd om de inslagkraters te gaan bemannen, te optimaliseren en uiteindelijk met elkaar te gaan verbinden tot een soort van kraterlinie. Archeologisch zijn dergelijke linies niet altijd gemakkelijk te herkennen, zeker niet in smalle opgravingszones. Maar tijdens dit onderzoek konden toch enkele als dusdanig geïdentificeerd worden, te herkennen door inslagkraters waaruit korte, smalle loopgraafsegmenten vertrekken.

In sommige gevallen kon ook gebruik gemaakt worden van verlaten Duitse loopgraven, als deze nog niet volledig vernield waren door het artillerievuur. Zwaar uitgebouwde loopgraven waren namelijk voorzien van een brede borst- en rugwering die bovendien iets hoger was gelegen dan de omgeving. Wanneer een veroverde loopgraaf werd ingenomen, werd dus zelden of nooit het originele tracé overgenomen, maar gingen ze zich ingraven in de borstwering. Op deze manier lagen ze iets hoger en was er bovendien een stevige buffer aan de voorzijde. Een dergelijk gebruik werd archeologisch vastgesteld ter hoogte van LPG 19, het vondstmateriaal in deze nieuwe loopgraaf was Brits.

Tijdens de Derde Slag om Ieper liepen de slachtoffers hoog op. Reeds op de eerste dag waren gigantische verliezen te noteren, vaak voor een eerder beperkte terreinwinst. In totaal werden 13 individuen opgegraven waarvan er 5 zo fragmentair waren dat een nationaliteit bepalen onmogelijk was. Van de overige 8 kon met zekerheid bepaald worden dat het om militairen ging die in dienst waren bij de legers van het Britse Gemenebest. Op basis van de aangetroffen uitrusting kon zelfs vastgesteld worden dat ze ten vroegste in 1917 om het leven zijn gekomen. Daarom wordt, met enige voorzichtigheid, besloten dat het om militairen gaat die gesneuveld zijn tijdens de Derde Slag om Ieper. Het valt uiteraard niet met volledige zekerheid uit te sluiten dat ze niet later zijn omgekomen, maar op basis van de locatie en de uitrusting, lijkt de zomer van 1917 het meest aannemelijk. Bij 2 van deze 8 slachtoffers is er zelfs geen twijfel mogelijk. IND 6 was met zekerheid een militair van het Cheshire Regiment en op basis van de Divisional Patch die op zijn uniform was aangetroffen kon zelfs bepaald worden dat hij deel uitmaakte van de 25ste Divisie. Binnen de rangen van deze divisie waren het 10de, 11de en 13de bataljon van het Cheshire Regiment ingedeeld. Deze divisie was in de sector tussen juli en september 1917. Alle gesneuvelden worden nog onderzocht door de bevoegde instanties.

1917- 1918

Wanneer de gevechten verder opschuiven naar het oosten en uiteindelijk stilvallen, beginnen de geallieerden met het herinrichten van de heroverde terreinen. De aanhoudende gevechten, gepaard met de ongeziene artilleriebeschietingen, hebben het landschap volledig verwoest. Troepenverplaatsingen, afvoer van gewonden, aanvoer van bevoorradingen, ... zijn haast onmogelijk want alle bestaande wegen zijn vernield. Binnen het plangebied werden nieuwe wegen aangelegd, de zogenaamde corduroy tracks. Dit zijn houten wegen bestaande uit zware balken die dwars op de rijrichting worden geplaatst. Op bepaalde plaatsen zal dit gebeuren op het tracé van de oorspronkelijke wegen, op andere plaatsen werd het meest gunstige traject gekozen. Een helse karwij waarbij de inslagkraters op de route gedempt moesten worden zodat de nieuwe wegen niet gingen verzakken.

Naast het herstellen van de weginfrastructuur diende ook de defensieve infrastructuur ingericht te worden. . In tegenstelling tot de uitbouw van het front in bijvoorbeeld 1915, was nu geen sprake meer van aaneengesloten loopgravennetwerken. Er werd nu meer gebruik gemaakt van versterkte posities op strategisch interessante locaties. Tijdens het onderzoek konden enkele van deze loopgraven onderzocht worden. Het betrof telkens
sterk uitgebouwde constructies met A-frames, duckboards, wandbeschoeiing en voldoende brede borst- en rugweringen.

1918

In 1918 werd nog tweemaal gevochten over de gebieden waarbinnen het onderzoeksgebied zich bevond. Een eerste maal in april 1918 wanneer het Duitse Lenteoffensief op zeer korte tijd alles teniet deed waarvoor in 1917 zo zwaar was gestreden. In september 1918 werd het Eindoffensief gelanceerd en hierdoor schoof het slagveld definitief weg. Beide veldslagen hebben echter geen duidelijke archeologische weerslag gehad binnen de onderzochte zones.

Auteurs: Cornelissen, Yasmine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Losse vondsten (middeleeuwen)

Datering: middeleeuwen
Typologie: losse vondsten
Materiaal: aardewerk
Thema: Militaire verdedigingswerken uit de Eerste Wereldoorlog in de frontzone, Erfgoed Eerste Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Menselijke resten (1917)

Datering: WO I
Typologie: deposities van menselijke resten, kleding en -accessoires
Thema: Militaire verdedigingswerken uit de Eerste Wereldoorlog in de frontzone, Erfgoed Eerste Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Sporen 1914-1915

Datering: WO I
Typologie: wapens en munitie, wegen
Thema: Militaire verdedigingswerken uit de Eerste Wereldoorlog in de frontzone, Erfgoed Eerste Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Sporen 1915-1917

Datering: WO I
Typologie: bunkers, loopgraven, ondergrondse tunnels, opslagplaatsen, schuilplaatsen, wapens en munitie
Materiaal: beton, hout
Thema: Militaire verdedigingswerken uit de Eerste Wereldoorlog in de frontzone, Erfgoed Eerste Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Sporen 1917

Datering: WO I
Typologie: kraters, loopgraven, wapens en munitie
Thema: Militaire verdedigingswerken uit de Eerste Wereldoorlog in de frontzone, Erfgoed Eerste Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Sporen 1917-1918

Datering: WO I
Typologie: houtwegen, loopgraven
Materiaal: hout
Thema: Militaire verdedigingswerken uit de Eerste Wereldoorlog in de frontzone, Erfgoed Eerste Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Sporen nieuwe tijd - nieuwste tijd

Datering: nieuwe tijd, nieuwste tijd
Typologie: fundering, gebouwen en structuren, wegen
Thema: Militaire verdedigingswerken uit de Eerste Wereldoorlog in de frontzone, Erfgoed Eerste Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Opgraving Frezenbergstraat [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/992297 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.