In de sleuven en kijkvensters werden in totaal 249 sporen aangesneden. Hiervan werden er 238 als antropogeen en 11 als natuurlijk gedetermineerd. Onder de natuurlijke sporen zijn 7 windvallen aanwezig. De antropogene sporen omvatten gracht- en greppelsegmenten, kuilen, paalsporen en drainagegreppels. Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden geen vondsten aangetroffen.
Op het noordelijke perceel werden 4 grachtsegmenten behorend tot een circulaire structuur, met een vrij homogeen donkerbruin tot donkergrijze vulling en sterke uitlogingsgraad aangetroffen. Deze structuur bevindt zich grosso modo ter hoogte van de in het verleden via luchtfotografie geïdentificeerde bronstijdgrafheuvel. Het grafmonument heeft een diameter van ongeveer 40m, de circulaire gracht zelf kent een maximale breedte van 1,8m. Ten zuidwesten van deze structuur werden 9 paalsporen herkend. Mogelijk gaat het hier over een circulaire annex of palenkrans. Centraal binnen de grootste grafheuvel werd een vermoedelijke kuil aangetroffen, waarvan het voorlopig niet duidelijk is of deze van antropogene of natuurlijke oorsprong is. rechts van deze structuur werden opnieuw 4 grachtsegmenten gevonden met dezelfde eigenschappen. Ook hier hebben we te maken met een grafheuvel. Bij gebrek aan enig vondstmateriaal, wordt op basis van de morfologie van deze sporen een jongere datering in de ijzertijd, Romeinse periode of zelfs middeleeuwen vermoed. Zuidelijk in het onderzoeksgebied werden meerdere kuilen, paalsporen en enkele
greppels aangetroffen waaraan wegens een gebrek aan vondsten ook geen concrete datering kan gekoppeld worden.
Er werden sporen met een ZO-NW-oriëntatie aangetroffen die vermoedelijk teruggaan op oude afwateringsgrachten, ondermeer duidelijk op de kaart van Ferraris uit 1777 en de Poppkaart. Hiernaast werd er op meerdere plaatsen in het onderzoeksgebied recent bouwpuin gevonden dat mogelijke oudere sporen heeft verstoord.
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)