Het proefsleuvenonderzoek heeft aangetoond dat de bodemopbouw binnen grote delen van het plangebied tot op grote diepte ernstig verstoord is. In het uiterste zuiden van het terrein zijn in het profiel onder de Ap-horizont de natuurlijke Bt-en Cg-horizonten aangetroffen. Door (diepgaande) vergravingen van de ondergrond, samenhangend met de ophoging van het terrein en sloop van de bebouwing, zijn deze horizonten elders niet aangetroffen. Vaak rusten de ophogingspakketten op de normaliter dieper gelegen Cr-horizont
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden een aantal greppels aangetroffen, mogelijk gaat het om perceleringsgreppels. Daarnaast werden een aantal geïsoleerde kuilen en paalkuilen aangesneden. Wegens de ondiepe bewaring van deze sporen is het niet duidelijk wat de aard van de sporen is. Verder werden geen relevante archeologische sporen aangetroffen. De afwezigheid van archeologisch erfgoed is te wijten aan het feit dat grote delen van het plangebied in een recent verleden tot op grote diepte vergraven zijn (cfr. bouw en sloop boerderijen). Op andere locaties was het vlak niet meer leesbaar door verblauwing/verstikking van de ondergrond.
Auteurs: Cornelissen, Yasmine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)