Binnen het projectgebied van 39808 m2 werd een landschappelijk bodemonderzoek, verkennend en waarderen archeologisch booronderzoek, proefputtenonderzoek i.f.v. steentijdartefactensites en proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.
Er werden 19 landschappelijke boringen uitgevoerd, gevolgd door 188 verkennende archeologische boringen en 101 waarderende archeologische boringen. Uit de stalen van het archeologische boringen werden zowel vuursteenvondsten als aardewerkfragmenten gerecupereerd.
Het archeologisch booronderzoek werd gevolgd door een proefsleuvenonderzoek, bestaande uit 17 proefsleuven, waarbij een zone met verhoogd steentijdpotentieel werd gevrijwaard. Het proefsleuvenonderzoek leidde tot 74 archeologisch relevante sporen te dateren in de metaaltijden en middeleeuwen. Het gaat om bewonings- en landindelingssporen, zoals greppels, grachten en (paal)kuilen. Het aangetroffen materiaal uit de sporen dateert algemeen in de Romeinse periode/metaaltijd tot de nieuwe tijd.
De zone met verhoogd steentijdpotentieel werd nog verder onderzocht middels een proefputtenonderzoek i.f.v. steentijdartefactensites. Hierbij werden geen bijkomende steentijdartefacten aangetroffen. De bodembewaring wees op een verlaagde verwachting in functie van steentijdsites.
Het eindbesluit luidt dat enkel nog verder onderzoek naar sporensites noodzakelijk is middels een opgraving van twee zones.
Auteurs: Cornelis, Lina
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)