Tijdens de Fieldschool werden sporen teruggevonden van de restanten van het bolwerk rond de voormalige donjon en een voorloper van de huidige westvleugel van het kasteel. De architecturale restanten verkeren in goede staat, maar zijn op verschillende punten doorsneden door (sub)recente nutsleidingen. Het gaat hier niet louter om funderingsresten; ook tot ca. 0,60 m van het opstaand muurwerk zijn ondergronds bewaard. De nutsleidingen lijken alleen delen van het opstaande muurwerk vernield te hebben.
Van het bolwerk is een deel van het zuidelijke rondeel vrijgelegd, inclusief twee geschutsnissen en een bewaard kanongat. Op basis van historisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat het bolwerk het meest waarschijnlijk in de tweede helft van de 15de eeuw is opgetrokken, terwijl het gebruikte baksteenformaat een eventueel eerdere datering niet uitsluit.
Van de donjon zelf zijn tijdens dit onderzoek geen sporen aangetroffen.
In het geval van de westvleugel gaat het meer bepaald om de octogonale traptoren (S3/S6/S7) die de noordoostelijke hoek van de laat 15de
-eeuwse of vroeg 16de-eeuwse westvleugel vormde, de vermoedelijke toegangspartij van een rond 1630 aangebouwde stal (S4/S5) en een muur (S1) die wellicht de periode na de brand van 1643-1647 vertegenwoordigt.
Binnen werkput WP2 werd in een tweede vlak een kasseipad vrijgelegd over een afstand van ca. 10 m. Dit pad was minimaal 1,55 m breed, opgetrokken uit min of meer vierkante hardstenen kasseien en afgeboord met meer langwerpige boordstenen die voornamelijk uit kalkzandsteen bestaan. Waarschijnlijk raakte het kasseipad in onbruik op het moment dat de donjon, het bolwerk en andere aanbouwen bovengronds werden gesloopt en werd het pad begraven toen het binnenplein aansluitend werd genivelleerd.
De meeste lagen die zijn aangetroffen betreffen ophogingslagen. Het vondstmateriaal lijkt erop te wijzen dat er één grootschalige fase (of een paar relatief kort op elkaar volgende fasen) zijn geweest waarin het oorspronkelijk hellende binnenplein werd opgehoogd en genivelleerd. De laag bovenop het kasseipad betreft een zeer sterk humeuze laag met goedbewaard vondstmateriaal (o.a. dierlijk bot, glas, (bouw)aardewerk en metaal), die kansen biedt voor natuurwetenschappelijk onderzoek. Op basis van het vondstmateriaal kunnen we deze grootschalige bodemingreep meest waarschijnlijk in de 16de eeuw dateren.
Auteurs: Claeys, Johan; Cousserier, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Archeoworks; Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
Op basis van historisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat het bolwerk het meest waarschijnlijk in de tweede helft van de 15de eeuw is opgetrokken, terwijl het gebruikte baksteenformaat een eventueel eerdere datering niet uitsluit.
Van het bolwerk is een deel van het zuidelijke rondeel vrijgelegd, inclusief twee geschutsnissen en een bewaard kanongat. Het rondeel had een geschatte buitenomtrek van 10,75 m breed en muren van 1,95 m breed. De funderingen waren opgetrokken in ijzerzandsteen; het opstaande muurwerk bestond uit bakstenen parementen (26-27 x 11,5-12,5 x 5,5-6 cm), met een kernmetselwerk bestaande uit brokken natuursteen en baksteen(fragmenten). Op een diepte van 1,75 m was de onderzijde van de funderingen nog niet bereikt.
Beschrijving:
De traptoren had een binnendiameter van 2,45 m; met een centrale bakstenen poer (S6) voor de trapas van de draaitrap. Het buitenparement van de traptoren was opgetrokken uit regelmatige blokken kalkzandsteen; het binnenparement uit bakstenen (24-25 x 11-12 x 5,5 cm). De aanzet van de fundering werd in één kijkgat bereikt; deze leek uit bakstenen te bestaan, maar dit is slechts zeer lokaal waargenomen. Ook de opstaande delen van de later aangebouwde stal bestonden uit een mengeling van regelmatige blokken kalkzandsteen en bakstenen van een gelijkaardig formaat. De bakstenen steunbeer S7 staat volledig los van de octogonale structuur en lijkt er later tegenaan gebouwd.
Het kasseipad loopt op in zuidelijke richting. Wanneer we de oriëntatie en hellingsgraad doortrekken, komen we uit ter hoogte van de huidige zuidelijke hoofdingang tot het kasteel, min of meer op hetzelfde niveau als het huidige maaiveld. In noordelijke richting loopt het kasseipad in de richting van de noordoostelijke hoek van het binnenplein, waar zich in het verleden mogelijk een opening bevond richting de slotgracht.