Tijdens het proefputtenonderzoek werden enkele grondsporen geregistreerd. Het oudste spoor is te dateren in de 12de tot derde kwart van de 13de eeuw en lag in proefput 4. Een andere kuil in proefput 5 kan mogelijk als waterput geïnterpreteerd worden en bevatte gedraaide grijze wandscherven en één handgevormde wandscherf. De datering is voorlopig twijfelachtig maar kan in de volle-late middeleeuwen geplaatst worden. In proefput 4 kon een kuil op basis van de aangetroffen mobiele resten in de 13de eeuw gedateerd worden. Vermoedelijk dateren de andere kuilen uit dezelfde periode gezien de gelijkaardige vulling. Een ander spoor kon op basis van de vulling in de 14de– 15de eeuw gedateerd worden. De oudste sporen binnen het plangebied zijn dus (afval)kuilen en een greppel ingegraven in de moederbodem. Deze kuilen getuigen van aanwezigheid binnen het plangebied in de periode voorafgaand en tijdens de aanleg van de stadsversterking. In welke mate er in deze periode reeds bebouwing aanwezig was binnen het plangebied is niet geweten.
Naast deze grondsporen werden enkele funderingen blootgelegd, namelijk in proefput 1 en proefput 2. In proefput 1 werd aan de westelijke profielwand waarschijnlijk een deel van een beerput blootgelegd. De gebruikte bakstenen hadden een grootte van 23cm. De meeste funderingen in proefput 2 waren opgebouwd uit rode bakstenen van formaat 23-24cm met in enkele gevallen herbruik van Doornikse kalksteen. De funderingen kunnen in de periode 15-16de eeuw gedateerd worden. Funderingen van recentere fases werden ook aangetroffen (17de– 18de eeuw) en (19de– 20ste eeuw).
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)