waarneming

Opgraving Borgloon Graethemstraat 3-9

archeologisch element
ID
992796
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/992796

Beschrijving

Algemeen

Het onderzoeksgebied situeert zich aan de zuidoostelijke rand van het historische centrum van Borgloon. Het wordt in het noorden begrensd door de Graethemstraat en in het zuiden door de Graaf, de straat die het tracé van de middeleeuwse stadsmuur volgt.

In het onderzoeksgebied werden geen sporen aangetroffen die nog ouder kunnen zijn dan de 12de eeuw. Wel werden er twee fragmenten handgevormd aardewerk uit de ijzertijd en één fragment Romeins aardewerk aangetroffen in middeleeuwse sporen. Vermoedelijk zijn deze vondsten via erosie en/of (historische) grondverplaatsing in de sporen terechtgekomen. Meer ten noorden en ten oosten van het onderzoeksgebied kunnen dan ook mogelijk sporen van oudere perioden verwacht worden.

Volle middeleeuwen

De oudste aangetroffen sporen dateren in de 12de eeuw. Het betroffen acht kuilen en drie mogelijke paalkuilen in het noordelijke deel van het onderzoeksgebied en vier greppels in het zuidelijke deel. Al deze - eerder uitgeloogde - sporen hadden een lichtgrijze tot grijze kleur met meestal enkel wat fosfaat en houtskoolspikkels als bijmenging en waren opvallend lichter van kleur dan de jongere sporen.

Er konden echter geen duidelijke plattegronden of structuren herkend worden in de sporen. Vermoedelijk zullen een aantal sporen verdwenen zijn door hellingserosie of doordat ze vergraven zijn door jongere sporen.

In deze periode woonden de graven van Loon reeds sinds de tweede helft van de 10de eeuw in hun burcht-residentie, ca. 200 m ten zuidoosten van het huidige onderzoeksgebied gelegen, ter hoogte van het huidige Speelhof. Op het einde van de 12de eeuw worden deze burcht samen met de kerk en de omgeving verwoest door de troepen van de prins-bisschop van Luik. Geen van de in het onderzoeksgebied aangetroffen sporen kan hier echter mee in verband gebracht worden. De greppels zijn bovendien te ondiep om als verdediging te dienen. Vermoedelijk gaat het om een middeleeuws erf met afbakening.

Late middeleeuwen

Een dertigtal sporen kon gedateerd worden in de 13de tot 15de eeuw. Een twintigtal sporen kon meer specifiek in de 14de tot 15de eeuw gedateerd worden.

Deze laatmiddeleeuwse sporen, bijna allen kuilen en enkele paalkuilen, concentreerden zich in het zuiden en meer centraal in het onderzoeksgebied.
In het zuiden, ter hoogte van de zone met quartaire leem, werden verschillende leemwinningskuilen aangetroffen. Eén hiervan werd ook opgevuld met afval van een smeedactiviteit. Meer centraal in het onderzoeksgebied, ter hoogte van waar zich de tertiaire klei bevond, werden enkele
kleiwinningskuilen aangetroffen. Verder werden hier ook enkele ondiepe paalkuilen aangetroffen die een noord-zuid en oost-west georiënteerde omheining of afscheiding op een perceelsgrens vormden.

Naast enkele moeilijkte interpreteren kuilen in het centrale deel werden nog een 1,6 m diepe beerput en een kuil waarin een paard begraven was aangetroffen.

In het noorden van het onderzoeksgebied werd een deels uitgebroken kelder van 6,5 op 4 m omvang aangetroffen. Deze was opgebouwd uit blokken Lincent tufsteen gevat in witgroene kalkmortel rondom een kern van tufsteen- en silexfragmenten. Op basis van de onderliggende sporen, de secundaire opvullingen van de kelder en de uitbraaksporen kan deze kelder niet ouder zijn dan de 14de-15de eeuw en moet deze ten laatste zijn
uitgebroken in de 17de eeuw. Het is dan ook mogelijk dat deze reeds op het einde van de late middeleeuwen werd gebouwd.

Ondanks dat de graven van Loon in het begin van de 13de eeuw hun residentie naar Kuringen verplaatsten en Borgloon aan belang moest inboeten, zien we toch een groter aantal sporen verschijnen in de late middeleeuwen. De ligging van het onderzoeksgebied net binnen de stadswallen, kort na 1200 gebouwd, maakte dat deze zone eerder in de periferie van het stadscentrum was gelegen en vermoedelijk niet bebouwd was. De beschermde ligging binnen de wallen en de natuurlijke helling maakte het terrein wel interessant voor de makkelijk bereikbare grondstoffen zoals de klei en leem. Restanten van de stadswal werden niet aangetroffen.

Nieuwe tijd

De meerderheid van de aangetroffen sporen tijdens de opgraving konden als postmiddeleeuws gedateerd worden. 23 hiervan konden niet scherper gedateerd worden dan ‘na 1500’. Het betroffen verschillende kuilen waarvan er opnieuw enkele als leemwinningskuil geïnterpreteerd worden maar ook enkele als grindwinningskuil, aangezien deze werden gegraven tot in en net doorheen de grindrijke lagen. Eén zeer diepe kuil van ca. 3 op 3 m
had een diepte van meer dan 3 m en was tot enkele meters in de tertiaire zandlaag uitgegraven. Deze wordt dan ook als zandwinningskuil geïnterpreteerd. De secundaire functie van de kuil blijft onduidelijk door de weinig vondsten in de opvulling en het feit dat deze niet goed onderzocht kon worden door het instortingsgevaar.

In het noorden van het onderzoeksgebied werd een deels uitgebroken kelder van 6,5 op 4 m omvang aangetroffen. Deze was opgebouwd uit blokken Lincent tufsteen gevat in witgroene kalkmortel rondom een kern van tufsteen- en silexfragmenten. Op basis van de onderliggende sporen, de secundaire opvullingen van de kelder en de uitbraaksporen kan deze kelder niet ouder zijn dan de 14de-15de eeuw en moet deze ten laatste zijn
uitgebroken in de 17de eeuw. Het is dan ook mogelijk dat deze reeds op het einde van de late middeleeuwen werd gebouwd.

Van de diverse plunderingen en belegeringen die deze periode kenmerken, werden geen sporen teruggevonden. Net zoals in de vorige periode vermoeden we dat dit deel van de stad, net binnen de stadswallenen in de periferie van het eigenlijke stadscentrum, voor het grootste deel niet bebouwd was. Enkel aan de straatzijde was er bewoning en het terrein achteraan, mogelijk een tuinzone, bevatte verschillende kuilen. Op de
18de-eeuwse Villaretkaart en de Ferrariskaart zien we ook dat deze zone nog steeds onbebouwd is, met uitzondering van enkele woningen grenzend aan de huidige Graethemstraat. Vermoedelijk behoort de stenen kelder dan ook tot één van deze oudere woningen gelegen langs de straatzijde.

De jongste aangetroffen sporen dateren vanaf de 18de eeuw. In het zuiden van het onderzoeksgebied bevonden zich twee dikke ophogingspakketten die de steile helling in het verleden aangevuld en opgehoogd moeten hebben. Aangezien de stadsmuur of wal niet aangesneden werden, blijft het echter onduidelijk of deze ophogingen hier in relatie mee stonden.

Nieuwste tijd

Verder werden er zowel in het noorden als zuiden van het onderzoeksgebied diverse uitbraaksporen en ondiepe funderingen aangetroffen van woningen die uitgaven op de Graaf of Graethemstraat. Het betroffen (resten van) kelders, beerputten en muren, allen in baksteen voornamelijk gevat in kalkmortel. Deze sporen waren duidelijk ook reeds georiënteerd zoals de huidige percelering - die we kennen sinds het primitieve kadaster - en deels nog in het verlengde liepen van de nog aanwezige woningen in het zuiden of haaks hierop georiënteerd waren.

Het Grootschalig Referentie Bestand (GRB) met de contouren van de woningen die voorheen op de zuidelijke percelen stonden, toont ook duidelijkde relatie met deze uitbraaksporen. Een projectie van de kadastermutatie van 1877 laat zien de muren en uitbraaksporen in het zuiden al zeker tot in de 19de eeuw teruggaan. Het Primitief kadaster van 1830-1834 en de kadastermutatie van 1949 tonen echter nog geen woningen in het zuiden van het terrein.

De zuidelijke bewoningssporen dateren dan ook van na de jaren ’40 uit de 19de eeuw en behoorden tot de woningen waar nu de huizen aan Graaf n°16 en 18 zijn gesitueerd. De kelders, funderingen en uitbraaksporen die in de noordelijke helft van het onderzoeksgebied werden aangetroffen konden niet duidelijk verbonden worden aan de woningen en contouren op de kadasterplannen en kunnen dan ook niet aan een bepaalde bouwdatum gekoppeld worden.

Diverse oversnijdingen binnen deze uitbraaksporen geven ook aan dat de afbraak gedurende een langere periode plaatsvond, of in meerdere fases. Al deze uitbraaksporen doorsneden ook de oudere sporen en werden op hun beurt afgedekt door de meest recente ophogingslagen die het terrein egaliseerden.

Auteurs: De Winter, Natasja; Reygel, Patrick
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ARON bvba

Erf volle middeleeuwen

Datering: 12de eeuw, volle middeleeuwen
Typologie: erven, greppels, kuilen, paalkuilen
Materiaal: aardewerk, Maaslands aardwerk
Gebeurtenis:

Nieuwste tijd

Datering: nieuwste tijd
Typologie: beerputten, kelders
Materiaal: keramisch bouwmateriaal
Gebeurtenis:

Sporen late middeleeuwen

Datering: late middeleeuwen
Typologie: indicaties voor metaalbewerking, kleiwinning, kuilen, leemwinning, zandwinning
Materiaal: aardewerk, bot (dierlijk), Elmpter aardewerk, ijzer, keramisch bouwmateriaal, Maaslands aardwerk, protosteengoed, rood aardewerk, slak, steengoed
Gebeurtenis:

Sporen nieuwe tijd

Datering: nieuwe tijd
Typologie: kleinsculptuur, munten
Materiaal: aardewerk, ijzer, keramisch bouwmateriaal, lood, pijpaarde
Gebeurtenis:

Vondsten Romeinse tijd

Datering: Romeinse tijd
Materiaal: aardewerk, terra sigillata
Gebeurtenis:

Vondsten ijzertijd

Datering: ijzertijd
Materiaal: aardewerk
Gebeurtenis:

Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Opgraving Borgloon Graethemstraat 3-9 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/992796 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.