is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 16960
Deze aanduiding is geldig sinds
Tijdens het vlakdekkend onderzoek werden in totaal 52 archeologische sporen aangeduid en beschreven. De meeste sporen zijn van antropogene oorsprong. Zeven sporen bleken na het couperen ervan – vermoedelijk – van natuurlijke oorsprong (13%). De archeologische sporen kunnen globaal in volgende categorieën opgedeeld worden: (paal)kuilen (10%), greppels (33%), afvalkuilen (4%) en kuilen (40%).
Naast de archeologische sporen – waarvan zeven vermoedelijk van natuurlijke oorsprong zijn – werden ook nog een aantal natuurlijke sporen geregistreerd. Het gaat daarbij voornamelijk om boom- of windvallen. Deze boomvallen komen voornamelijk voor in de zuidwestelijke hoek van het onderzoeksgebied. Verder werden nog een aantal recente verstoringen aangesneden.
Bij de aanleg van het vlak werden acht lithisch artefacten gevonden. Het gaat daarbij om zeven artefacten die zijn vervaardigd in Wommersomkwartsiet, m.n. een klingkern (PV1), twee fragmenten van microklingen (PV4 en 7), twee volledige klingen (PV2 en 3), een kernrandkling (PV6) en een afslag (PV8). Daarnaast werd ook nog een afslag in vuur- of keisteen aangetroffen (PV5). Puntvondsten 2 t.e.m. 6 werden ingezameld ter hoogte van twee boomvallen (PV2 t.e.m. PV5 bij BV1 en PV6 bij BV247).
In twee boomvallen werden verder onderzocht en ingezameld in bulk-/zeefstalen. Zeven stalen leverden nog bijkomende steentijdartefacten op. Naast een heel aantal microchips uit silex en Wommersomkwartsiet werden nog een aantal werktuigen in silex en Wommersomkwartsiet aangetroffen.
Op basis van de gebruikte grondstof en de debitagestijl zijn de litische artefacten in het Mesolithicum te dateren (9.500-5.300 v. Chr.). Een ander natuurlijk spoor (vermoedelijk ook een boomval) leverde een scherfje op dat mogelijk te dateren is in het (vroeg-)Neolithicum.
De meeste van de sporen zijn op basis van het vondstmateriaal voornamelijk op de overgang van de late middeleeuwen naar de vroege nieuwe tijd te dateren (ongeveer 15de-17de eeuw). Vijf sporen kunnen mogelijk geïnterpreteerd worden als (paal)kuilen. De mogelijke paalsporen kunnen niet tot een structuur gerekend worden. De andere sporen, binnen het onderzoeksgebied zijn afkomstig van 12 afzonderlijke greppels. In het westelijke deel van het onderzoeksgebied komt een vrij brede greppel voor. Ten zuidoosten van deze greppel komt een greppelstructuur voor die bestaat uit twee verschillende greppels. De overige greppels werden eerder aangesneden in het oostelijke deel van het onderzoeksgebied. In deze greppels werd heel wat bouwmateriaal aangetroffen. Het betreft daarbij o.a. bakstenen, maar ook (dak)tegels. Ook opvallend is de aanwezigheid van ijzeren voorwerpen om hout te bewerken en te klieven. De cluster van het materiaal komt bovendien voor in de buurt van een afvalkuil. In dit grote – maar eerder ondiepe – spoor werd eveneens heel wat afval in de vorm van bouwmateriaal teruggevonden. Het gaat daarbij zowel om bouwkeramiek als om natuurstenen (o.a. Diestiaan ijzerzandstenen). De bakstenen en (dak)tegels vertonen echter geen mortel. Vermoedelijk zijn ze dan ook niet daadwerkelijk gebruikt en lijkt het eerder afval te zijn van een bouwplaats(?). Bijkomend argument hiervoor is het voorkomen van een aantal misbaksels en te hard gebakken exemplaren. 21 sporen kunnen niet verder gedefinieerd worden als ‘kuil’. De betekenis en functie van deze sporen is dan ook onduidelijk. Het aardewerk in de sporen betreft vnl. al dan niet geglazuurd roodbakkend aardewerk, geglazuurd grijsbakkend aardewerk, protosteengoed, Rijnlands steengoed en majolica.
De weg (de huidige Eektstraat) is een deel van het tracé van de oude weg tussen Leuven en Aarschot, zoals aangegeven op de Ferrariskaart. Er vond langs deze weg heel wat vervoer plaats. De site lag bovendien vlak bij de grens tussen de heerlijkheden Wezemaal (Eektstraat) en Rotselaar (aan de overzijde van de Losting). Aan de Winge, net over de grens met Wezemaal, stond overigens de watermolen van de abdij Vrouwenpark langs de Winge, tegen de Drielindenstraat (= eveneens de oude weg Leuven-Aarschot). Deze watermolen is verwoest ca. 1578. Het meest plausibel lijkt daarom dat de sporen in verband kunnen worden gebracht met een tolhuis annex herberg/pleisterplaats op de grens van de heerlijkheid/baronie Wezemaal. De latere toestand, toen de oude weg Leuven-Aarschot rond 1770 werd vervangen door de huidige steenweg Leuven-Aarschot, werd de tolbareel van de baron van Wezemaal (toen de hertog van Ursel) geplaatst vlak bij de dorpskom. De hertog bezat dus het tolrecht op die weg. Alleen werd dat tolpunt toen verplaatst (info van Bart Minnen).
Auteurs: Claesen, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ARCHEBO bvba