De uitgevoerde opgraving heeft nieuwe inzichten opgeleverd en kan de resultaten van het vooronderzoek verder bijstellen. Tijdens het onderzoek kon de aanwezige site met walgracht verder onderzocht worden.
De site blijkt zijn oorsprong te kennen in een bewoningskern uit de volle middeleeuwen. Er werden drie gebouwplattegronden met bijbehorende waterputten en erfafbakeningsgreppels aangetroffen. In het oosten van het terrein ging het om twee bootvormige structuren, die elkaar gedeeltelijk overlappen. Er is dus sprake van een fasering binnen de vindplaats. Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat de vindplaats zich nog verder naar het oosten toe uitstrekt, naar percelen buiten het onderzoeksgebied. Op basis van historische kaarten weten we dat deze percelen vroeger ook deel uitgemaakt hebben van de site met walgracht. Het oudste spoor lijkt een waterput te zijn, waarvan het hout van de bekisting op basis van een dendrochonologische datering gekapt werd in 1077 of 1078. Wat het materiaal betreft, zijn uit de volle middeleeuwen vooral kogelpotten duidelijk te herkennen. Deze vormen houden verband met de opslag en bereiding van voedsel. Resten van dierlijk botmateriaal mogen wellicht gezien worden als resten van keukenafval.
Het onderzoeksgebied bevond zich ter hoogte van een site met walgracht die volgens historisch kaartmateriaal zeker teruggaat tot de tweede helft van de 16de eeuw. Zo is de walgracht reeds te zien op de kaart van Van Deventer (1550-1565). Op de Atlas der Buurtwegen (1841) en de Atlas cadastral parcellaire de la Belgique van Popp (1842-1879) is ze nog steeds aanwezig. De eerste fase van deze walgracht lijkt reeds in de late middeleeuwen aangelegd. Langs de volledige noordelijke, westelijke en zuidelijke rand van het onderzoeksgebied werd de walgracht vastgesteld. De aangetroffen sporen komen overeen met de afbakening op de historische kaarten. De walgracht liep van in het begin al ongeveer op de huidige plaats, maar het omgrachte areaal bleek oorspronkelijk iets kleiner. Doorheen de tijd schoof de walgracht telkens iets verder naar het noordwesten op, door het opnieuw uitgraven van de gracht. In het noordwesten van het omgrachte areaal bevond zich bebouwing. De vulling van de walgracht kende acht verschillende fasen. Op verschillende plaatsen werden bulkstalen en pollenprofielen verzameld, die onder meer duidelijke indicaties van mestschimmels en cultuurgewassen opleverden. Op of nabij de site werd dus aan landbouw en veeteelt gedaan. Er zijn geen aanwijzingen dat de site oorspronkelijk in gebruik was als motte.
Doorheen de tijd en tot in de 20ste eeuw onderging de walgracht verschillende aanpassingen, waarbij het omsloten areaal telkens een beetje groter werd. De laatste fase van de walgracht werd gedempt met naoorlogs materiaal. Ook muurresten uit de 19de eeuw kwamen aan het licht. Resten van een brugconstructie werden niet aangetroffen tijdens de opgraving. Plaatselijk werd wel een vlechtwerkbeschoeiing in de gracht gevonden, die gedateerd kon worden in de 19de-20ste eeuw. Deze werd geïnterpreteerd als een oeverbeschoeiing.
Auteurs: Kennis, Jef
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: All-Archeo bv