In totaal werden binnen het plangebied 196 sporen genummerd. Hiervan bleken 55 sporen na het couperen ervan van natuurlijke aard te zijn. De overige sporen werden opgedeeld in grachten (n=2), greppels (n=17), haarden (n=1), houtskoolmeilers (n=2), kuilen (n=36), lagen (n=14), paalkuilen (n=68) en waterkuilen (n=1).
De vuursteenvondsten bevonden zich verspreid binnen het volledige plangebied maar werden in hoofdzaak gedaan in werkputten 1 en 2, tegen de zuidwestelijke projectgrens. Het gaat hierbij om 34 artefacten, waarvan 33 uit vuursteen vervaardigd zijn. Eén artefact is uit Wommersomkwartsiet gemaakt. Het gaat om vijf chips, 11 afslag(fragment)en, zeven (micro)kling(fragment)en, vier kernvernieuwingstukken, vijf werktuigen en één werktuigproductie-afval (kerfrest). Niet minder dan 11 vondsten vertonen sporen van verbranding. De meeste vondsten kunnen in het vroeg- en/of midden mesolithicum worden gedateerd. Alleen een massieve kling met boordbeschadiging is eerder kenmerkend voor het neolithicum.
Centraal in het plangebied waren er enkele paalkuilen aanwezig waarin op voorzichtig wijze een tweebeukige gebouwplattegrond te herkennen is (gebouwplattegrond 3). In de vulling van de sporen werd geen dateerbaar vondstmateriaal aangetroffen. In werkput 1, tegen de westelijke putrand, waren drie (paal)kuilen op een noordnoordwest-zuidzuidoost georiënteerde rij bewaard die waarschijnlijk ook als de restant van een gebouwplattegrond te interpreteren zijn (gebouwplattegrond 4). Op voorzichtige wijze zijn deze structuren in de late ijzertijd te situeren, waarbij ook een datering in de vroeg-Romeinse periode niet uit te sluiten is.
Tijdens het onderzoek werden met zekerheid twee houtskoolmeilers waargenomen. Beide hadden een min of meer rechthoekige vorm (0,80 x 0,45 m en 0,75 x 0,50 m). Op één van de houtskoolmeilers (5002) werd een radiokoolstofdatering uitgevoerd. De analyse gaf een datering aan in de Romeinse periode (49 v.Chr. - 110 n.Chr. (95,4% zekerheid)). Mogelijk werd nog een derde meiler aangesneden, maar de interpretatie als dusdanig is twijfelachtig.
In het westen van het plangebied werd een deel van een volmiddeleeuws erf aangesneden. Enkele greppels omsloten ten minste twee gebouwstructuren en een waterkuil. Een eerste structuur betrof een zespalig bijgebouw van 2,40 bij 2,70 m. Het gebouwtje situeerde zich 7 m ten noordwesten van een groter gebouw met een drieledige structuur, opgebouwd uit vier staanderrijen met bijhorende wandpalen. Het had afmetingen van 10 bij 11 m en was noordoost-zuidwest georiënteerd. Gelijkaardige driebeukige gebouwen van het ‘hallentype’ doen hun intrede in de volle middeleeuwen. Een 14C-datering op houtskool uit een van de paalkuilen plaatste het spoor in de tijdspanne van de 11de en 12de eeuw. Rond het volmiddeleeuwse erf waren enkele grachten en greppels aanwezig die vermoedelijk als erfafbakening te interpreteren zijn.
Ten noordwesten van het zespalige bijgebouwtje situeerde zich een grote ovaalvormige kuil die geïnterpreteerd werd als waterkuil (4,30 x 2,90 m). Een radiokoolstofdatering op houtskool uit de vulling leverde een datering op in de 14de – 15de eeuw.
Auteurs: Moens, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)