Tijdens het proefsleuvenonderzoek binnen fase 1 van het plangebied werden in totaal 38 spoornummers uitgedeeld.
Het betreft hier 6 spoornummers die aan greppels werden gegeven, 1 paalkuil, 4 natuurlijke sporen en 27 kuilen.

De aangetroffen sporen zijn allicht allen te relateren aan (sub-)recent landgebruik m.n. landbouwactiviteiten. De recente sporen in het zuiden zijn wellicht gelinkt aan de tuinen of erven van de bebouwing aan de dorpsstraat, die reeds op de Ferrariskaart (1777) zijn aangegeven. Centraal in het plangebied, waar het archeologisch vlak hoger werd aangetroffen dan op de rest van het plangebied, werden restanten van podzols en de meeste sporen aangetroffen.

Tijdens de aanleg van de vlakken, registratie van de profielen en het couperen van de sporen werden in totaal 12 aardewerkfragmenten, 1 leren schoenzool, 43 metaalfragmenten, 7 glasfragmenten en 12 houten fragmenten aangetroffen. De meeste vondsten (de schoenzool, 13 metaalfragmenten, alle houtfragmenten en al het glas) werden gerecupereerd uit spoor 31. Dit betrof een afvalkuil zonder duidelijke gelaagdheid. De goede bewaring van o.m. het leer, het hout en het glas, naast de productie- en afwerkingstechnieken van de ceramiek (industrieel wit) in de natte zandgrond doen vermoeden dat dit een recente afvalkuil is (19de eeuw of later).

Spoor 19 in WP2 leverde eveneens verschillende metaalfragmenten en 2 aardewerkfragmenten op. Een specifiekere datering dan postmiddeleeuws kon hier niet gegeven worden.