In totaal werden tijdens de opgraving 24 sporen gedocumenteerd. Enerzijds zijn er de harde bakstenen structuren uit de late middeleeuwen of postmiddeleeuwse periode, zoals muren, vloeren, beer- en waterputten, en anderzijds de grondsporen, met name kuilen. De kuilen werden aangetroffen op het niveau van de moederbodem en worden geïnterpreteerd als paal- of afvalkuilen. De kuilen dateren vermoedelijk allemaal in de volle en late middeleeuwen. Op basis van het aardewerk kunnen de oudste gedateerd worden in 10de-11de eeuw.
Deze sporen getuigen van bewoning.
Enkele oudere cultuurlagen zijn mogelijk ouder maar bevatten geen vondstmateriaal.
Dertien kuilen tekenen zich af in de moederbodem. Acht kuilen zijn mogelijk afval- en/of zandextractiekuilen en 5 andere zijn, op basis van het profiel, als paalkuil te interpreteren. Eén kuil bevatte dierlijk botmateriaal en aardewerk dat ten vroegste wordt gedateerd in de 10de-11de eeuw.
De bakstenen structuren zijn op basis van de bouwmaterialen, stratigrafie en insteken gedateerd. Het betreft 3 muren, 2 beerputten, 2 waterputten, en een keldervloer. Onder de keldervloer bevonden zich 2 waterputten en een fundering. De oudste structuren zijn een muur en een poer die in de 14de-15de eeuw kunnen worden geplaatst.
Auteurs: Zeebroek, Inge; Terryn, Ben
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)