Tijdens het vlakdekkend onderzoek werden in totaal 37 sporen aangeduid en beschreven. De meeste sporen zijn van antropogene oorsprong. 13 sporen bleken na het couperen ervan van natuurlijke oorsprong (35%). De archeologische sporen kunnen in volgende categorieën opgedeeld worden: crematiegraven (24%), kuilen met verbrand botmateriaal (vlakgraven?) (8%), paalkuilen (24%), afvalkuil (3%) en kuilen (6%).
De crematiegraven kunnen op basis van het type grafveld en het vondstmateriaal (de urnen) gedateerd worden in de late bronstijd/vroege ijzertijd. De paalkuilen zijn op basis van het vondstmateriaal eveneens in deze periode te plaatsen, vermoedelijk zijn ze te linken aan het grafveld.
Negen sporen kunnen geïnterpreteerd worden als crematiegraven. Het gaat om crematiegraven waarbij het verbrand botmateriaal bijgezet is in een urne. De urnen bevonden zich hierbij onmiddellijk in de C-horizont van de bodem. Slechts bij enkele sporen was er nog enigszins een insteekkuil te bemerken rond de urn. Door de aftopping van het terrein (als gevolg van landbouwactiviteiten) zijn de urnen slechts deels bewaard gebleven. In de meeste gevallen betreft het enkel de onderkant van de urne. Rondom de crematiegraven werden bovendien geen grafmonumenten waargenomen. Deze zijn – indien deze er waren – niet meer bewaard gebleven in het bodemarchief.
Tussen de crematiegraven met urnen werden drie (ondiepe) sporen/kuilen aangetroffen waarin - in beperkte mate – verbrand bot voorkwam. Deze zijn mogelijk te interpreteren als ‘vlakgraven’.
Uit het fysisch antropologisch onderzoek blijkt dat er in de crematiegraven van Fase 2 voornamelijk kinderen voorkomen (drie tussen 0 en 6 jaar en één is ±1,5 jaar oud). Bij één kind is porositeit van de oogkassen (cribra orbitalia) vastgesteld. Daarnaast komen ook zeker drie volwassenen voor (van 18+, van 22+ en tussen 19 en 40 jaar). Vier andere contexten konden niet verder geanalyseerd worden. Opvallend is ook de aanwezigheid van verbrand dierlijk botmateriaal in drie grafcontexten.
In de oostelijke hoek en zowat centraal binnen het onderzoeksgebied komen negen paalkuilen voor die mogelijk tot drie structuurtjes gerekend kunnen. Het betreft daarbij vermoedelijk een 4-palige en twee 2-palige structuurtjes. Mogelijk gaat het om een structuurtjes die eerder in de funeraire/religieuze sfeer moeten gezien worden en in verband staan met het grafveld.
Auteurs: Meylemans, Erwin
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)