De aangetroffen sporen worden gekenmerkt door de aanwezigheid van greppelsstructuren, (paal)kuilen en bakstenen funderingen. Er is wellicht een gedeelte van een bewoningskern aangesneden uit de tweede helft 12de tot eerste helft 13de eeuw en een postmiddeleeuwse bewoning. De kleine (smalle) oppervlakte van de opgravingssleuven, in combinatie met de weinige vondsten lieten slechts een beperkt zicht toe op de nederzettingsstructuur. De bewaring van de sporen was matig bewaard, wellicht door jarenlange landbouwbewerking.
Er kunnen 4 fasen van menselijke aanwezigheid worden onderscheiden vanaf de volle (tot late) middeleeuwen met afbakeningsgreppels; een postmiddeleeuwse palencluster, 18 tot 19de-eeuwse bewoning en perceelsgreppels tot paalkuilen van een (sub-)recente percelering.
7 greppels uit werkput 2 worden gedateerd tussen midden 12de tot vroege 13de eeuw dankzij de vondst van lokaal/regionaal gebruiksaardewerk. 5 van de 7 in de noordelijke helft van de sleuf maakten vermoedelijk deel uit van de indeling en afbakening van een vroeger woonerf.
Een tweede fase wordt gekenmerkt door een postmiddeleeuwse cluster van 10 paalkuilen, eveneens in de noordoostelijke helft van de werkput 2, waarvan één kuil een voormalige greppel doorsnijdt. Een fragment geglazuurd aardewerk dateert de cluster na de middeleeuwen.
Het gaat vermoedelijk om een bijgebouw binnen een woonerf hoewel de slechte kwaliteit van de sporen en beperkte oppervlakte de interpretatie bemoeilijkt. Het zwaartepunt van de sporen ligt wellicht verder noordwestwaarts buiten de werkput.
In werkput zijn uitbraaksporen teruggevonden van een postmiddeleeuwse bewoning die al terug te vinden zijn op de Ferrariskaart (ca. 1777) en de Popp-kaart (1842-1879). Het gaat om twee uitbraaklagen, één erg oppervlakkig en één met baksteenfragmenten, glas en industrieel aardewerk parallel met de huidige gracht. Een restant van een latere beerput (vermoedelijk uit de 20ste eeuw) bevat qua vondsten slechts enkele kleine baksteenfragmenten.
Twee perceelsgreppels (noordwest-zuidoost en zuidwest-noordoost georiënteerd) uit werkput 2 bevatten geen vondsten maar komen overeen met de begrenzing op de Popp-kaart (1842-1879) in de nabijheid van boven genoemde bewoning.
De laatste fase betreft enkele reeksen paalkuilen in werkput 2 zonder vondsten die waarschijnlijk verband houden met (sub)recente perceelsbegrenzing of een landbouwgerelateerde structuur (schuur of stal).
Auteurs: Van Den Berghe, Katrien; Demerre, Ine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)