Opgraving naar aanleiding van rioleringswerken en de heraanleg van de wegen rond de Onze-Lieve-Vrouwekerk in centrum Kortrijk. In totaal werden 10 werkputten aangelegd, waarvan 5 in de Begijnhofstraat, één in de Pieter De Cockelaerestraat en de grootste oppervlakte met 4 werkputten rondom de kerk.
De oudste resten in de Begijnhofstraat dateren uit de Romeinse periode: het gaat om een afvalkuil met Romeinse vondsten, de kuil kan in verband gebracht worden met de vicus/handelsnederzetting die zich in Kortrijk bevond.
In de Begijnhofstraat bevinden zich laatmiddeleeuwse sporen waaronder ophogingslagen, een mogelijk straatniveau en enkele funderingsresten wellicht van de westelijke buitenmuur van het Begijnhof.
Van de hoofdburcht uit eind 13de - begin 14de eeuw is enkel in de Pieter de Cockelaerestraat een massieve Noord - Zuid georiënteerde fundering gevonden. Het zorgt voor een herziening van de plattegrond van de hoofdburcht: De hier aangetroffen funderingsmuur is wellicht van de courtine. Er zijn geen resten van een ronde toren gevonden in de sleuf. De reconstructie op basis van ouder onderzoek moet dus verschoven worden. Uit de nabijgelegen grachtvulling komen laatmiddeleeuwse vondsten.
Ter hoogte van het Deken Zegerplein kon het verloop van de vroegste fase van twee zijden van de voorburchtmuur in kaart worden gebracht over een lengte van 21 + 12m.
Bijkomend zijn minstens twee recentere bouwfasen teruggevonden (14de en 15de eeuw) rondom deze voorburchtmuur:
Twee smallere funderingsmuren liggen bovenop de eerste fase en in het noorden grotendeels onder de 18de- eeuwse funderingen van het voorportaal (zie verder). Ten zuiden van de kerk (werkput 10) ligt een derde muurfase zuidelijk van de vroeger opgegraven originele voorburchtmuur.
Aan de oostkant van de westelijke werkput 7 werden nog twee bakstenen structuren gevonden binnen de contouren van de voorburcht: een noord-zuid funderingsmuur en een gewelf.
Op basis van enkele profielen is ok de grachtvulling rond de voorburcht onderzocht. Het bovenliggende puinpakket en vooral de meer humeuze grond eronder bevat hoofdzakelijk 14de-eeuws (en 15de-eeuws) materiaal verzameld. De demping moet dus in het eind van de 14de-begin 15de eeuw gesitueerd worden.
Net ten westen va de ingang van de huidige kerk zijn resten van de 13de-eeuwe rondgang blootgelegd. De structuren uit 1250 bestaan uit gewelven met pijlers en rondbogen om een rondgang met kerkingang te ondersteunen. De romaanse structuur is opgebouwd uit Doornikse kalksteen met beige kalkmortel.
De massieve constructie van een neoclassicistisch voorportaal van de kerk is gevonden ten westen van de 13de-eeuwse kerkrondgang bovenop fase 2 van de voorburcht. Deze structuur is gebouwd in 1786-1787 en begin 20ste eeuw afgebroken. De L-vormige funderingsmuur kon 23 m worden gevolgd, evenwijdig met de westzijde van de kerk met een hoek in het zuiden richting de huidige kerkmuur. De muur is opgebouwd uit bakstenen, witte kalkmortel en gerecupereerde Doornikse kalksteen en enkele stukken Ledesteen (Balegemse kalkzandsteen) en marmer.
Vanaf de afbraak van de burcht en stadsversterking eind 17de eeuw zijn bewoningssporen mogelijk. In werkput 9 ten zuidenoosten van de kerk zijn vloertegels van een nog niet bevestigde bewoning gevonden.
Rond de kerk zijn restanten van de 18de-19de-eeuwse kosterswoning geattesteerd ten zuiden van de afgebroken sacristie. Het gaat mogelijk om de tuinmuur van de woning.
Er zijn 9 inhumaties gevonden binnen de grenzen van de voormalige begraafplaats aan de zuidzijde van de kerk. Vijf van de individuen waren voldoende bewaard gebleven om verder te onderzoeken. Alle individuen waren west – oost georiënteerd. Er werden 3 vrouwen, 1 man en 1 kind onderscheiden.
De onderzochte individuen lijken eenduidige af te wijken met vroeger onderzochte begravingen ten zuiden van de kerk. Allen werden vermoedelijk in een grafkist begraven in tegenstelling tot lijkwadebegraving. Het fysisch-antropologisch onderzoek wijst ook op individuen van een lagere sociale klasse. De begraafplaats zou vroeger exclusief zijn geweest voor leden van het kapittel binnen deze begraafplaats (dus normaal een iets meer gehoede klasse, maar toch niet welvarend genoeg voor een begraving binnenin de kerk). Bij het huidige onderzoek gaat het hier dus mogelijk om een andere fase van begraving dan de vroeger onderzochte graven. Het lage aantal onderzochte individuen is echter misschien niet representatief genoeg voor deze conclusie. Nader onderzoek van de vroeger opgegraven individuen biedt mogelijk extra informatie.
Auteurs: Demerre, Ine; Bot, Bart
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
fase 1: Stukken opstaande muur en fundering van ca. 1 tot 1,4m breed in rode baksteen en kalkrijke mortel. Het gaat om een NO-ZW goriënteerde muur, een knik en een NW – ZO vervolg. Op sommige plaatsen is nog parement bewaard bestaande uit massieve blokken natuursteen (van 100 x 30 cm). De structuur bevat enkele steunbeerconstructies en zuidelijk ook een gewelf uit rode bakstenen.
fase 2: meerdere baksteenlagen die overgaan op een muurniveau van Doornikse kalksteenblokken.
fase 3: Deze muur betaat ook uit gemetste baksteen met harde witte kalkmortel.
- Funderingsmuren binnen de contouren van de voorburcht
- grachtvulling met 14de-eeuwse vondstmateriaal
Beschrijving:
ten westen van de huidige Onze-Lieve-Vrouwekerk:
- resten van de 13de-eeuwe rondgang
- funderingen van het 18de-eeuwe voorportaal
ten zuiden van de Onze-Lieve-Vrouwekerk:
- funderingen en enkele vloerniveaus van de pastoriewoning