Tijdens de opgraving zijn in totaal 207 sporen aangetroffen. De sporen die zijn aangetroffen wijzen op een menselijke aanwezigheid in de Romeinse periode en de late middeleeuwen.
De oudste sporen maken deel uit van een wellicht meerfasige nederzetting uit de 2de helft van de 1ste eeuw tot 2de eeuw na Chr. Deze sporen bestaan uit twee hoofdgebouwen, een aantal bijgebouwen, een waterkuil en een wegtracé, interne greppels en erfafbakeningsgreppels. Daarnaast werden verschillende kuilen en paalsporen die niet meteen aan een duidelijke structuur toegekend konden worden waargenomen. Verspreid over de zuidelijke zone werden verschillende kuilen vastgesteld die mogelijk aan artisanale activiteiten gelinkt kunnen worden en dit omwille van een uitgesproken houtskoolrijke vulling. Eén van deze sporen kan geïnterpreteerd worden als een (uitgebroken) ovenstructuur of afvalverbrandingskuil.
De laatmiddeleeuwse fase omhelst een groot grachtencomplex en diverse kuilen, te situeren op het oostelijke deel van de opgraving. Het grachtencomplex bestaat uit een L-vormige gracht met overwegend een NO-ZW oriëntatie. Dit segment lijkt onderdeel te zijn van een mogelijk groter geheel dat in noordoostelijke richting doorloopt en eventueel een D-shaped vorm kan aannemen. Verschillende andere grachten maken aansluiting op dit complex. Binnen de omwalling van de L-vormige gracht zijn enkele kuilen uit dezelfde periode aangetroffen, hoewel er geen duidelijke sporen van enige vorm van bewoning zijn waargenomen. Desalniettemin wijst de grote hoeveelheid gebruiksaardewerk in de kuilen en het aardewerk in combinatie met het ruime aantal bakstenen in de vulling van de gracht op enige vorm van bewoning in de directe omgeving.
Auteurs: Van Nuffel, Jana
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: De Logi & Hoorne bvba