Voor een akker gelegen aan de Vliegenbergstraat te Martenslinde werd een omgevingsvergunning verleend voor een verkaveling maar de voorwaarden van het Programma van Maatregelen van de Archeologienota werden niet nagekomen.
Na overleg tussen het IOED en de initiatiefnemer werd als middenweg besloten om een veldkartering uit te voeren. In de nabije omgeving is immers sprake van veldslagen en kampementen gelinkt aan de Oostenrijkse Successieoorlog (1747-1748).
Tijdens de veldkartering werden verschillende artefacten (38) mét en zonder metalen component ingezameld. De militariavondsten, musketkogels en een vuurkets, konden niet nauwer gedateerd worden dan stammende uit de periode 1550-1850. Ook bij ingezamelde aardewerkvondsten bleek een precieze datering moeilijk; buiten een mogelijk Romeinse of middeleeuwse dakpan stammen de ingezamelde scherven uit de periode 1450-heden. De vondst van verschillende vogelringen biedt geringe archeologische waarde maar wel een blik op de activiteiten van buurtbewoners in een recent verleden.
Verder werd tijdens de veldkartering een bodemprofiel geregistreerd in een reeds aanwezige sleuf op het terrein. In dit bodemprofiel was een goede bodembewaring aanwezig met een Ap-Colluvium-B-C-sequentie. Langs de noordelijke en westelijke grens van het onderzoeksgebied zijn recente verstoringen aan de oppervlakte op te merken door de plaatsing van nutsleidingen. Het is onduidelijk tot op welke diepte deze verstoringen reiken.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan niet sluitend geconcludeerd worden dat er tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog sprake was van militaire activiteiten binnen het onderzoeksgebied. De registratie en beschrijving van de aangetroffen militaria kan in de toekomst echter een meerwaarde betekenen in het onderzoek naar militaire activiteiten in de wijdere omgeving. De vondsten werden gedeponeerd bij IOED Oost.
Auteurs: Milis, Sander
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ABO NV
Beschrijving:
• Vondst 1: Sterk vervormde musketkogel, wat rest is een halve bol. De afvlakking werd mogelijk veroorzaakt door impact van de kogel op een hard oppervlak (metaal, hout, steen) maar de vervorming kan ook ontstaan zijn onder toedoen van landbouwactiviteiten
• Vondst 16: Gegroefde musketkogel afgevuurd uit een getrokken geweerloop. Zo’n geweerloop was voorzien van groeven die de kogel deden draaien bij het afvuren, wat de accuraatheid ten goede kwam. De loop was in dit geval zevenhoekig, wat leidde tot het creëren van zeven facetten bij afvuren
• Vondst 17: Musketkogel met ruw oppervlak en zonder zichtbare impactsporen of gietnaad
• Vondst 18: Musketkogel met afvlakking en vorming van meerdere facetten. De afvlakkingen zijn hier mogelijk het gevolg van het laden van het wapen met meerdere kogels tegelijkertijd waarbij de kogels elkaar platduwen
• Vondst 24a: Musketkogel met ondiepe gaten en zichtbare gietnaad. De gaten bevinden zich dicht bij de gietnaad en zijn dus een gevolg van het krimpen van het lood bij afkoeling
Vondst 3 is een afslag uit een bruinoranje vuursteen van 18 mm op 17 mm.
Vermoedelijk gaat het hier om een vuurkets: een vierkant of rechthoekig afgeplat plaatje vuursteen dat wordt gebruikt in pistolen of geweren met een vuurslot. Het steentje zat dan in een loden houder die bij het overhalen van de trekker tegen een ijzeren plaat werd geslagen. Door de impact van de steen op het ijzer ontstonden vonken die het buskruit in het wapen ontstaken. Ruwweg kunnen dit soort geweren gedateerd worden van 1550 tot 1850.