De paalsporen en ploegsporen komen verspreid over het terrein voor. De natuurlijke sporen bevinden zich voornamelijk in het westen tot het zuiden van het terrein. De verstoringen situeren zich hoofdzakelijk in het oosten. De meeste kuilen en het uitbraakspoor werden tot slot in het noordwesten van het terrein gevonden. Op basis van de vulling en de scherpe aflijning van de sporen dateren we de meeste antropogene sporen in de nieuwe tot de nieuwste tijd. De perceelsgreppel kan mogelijk al teruggaan tot de late middeleeuwen.
Auteurs: Reyns, Natasja
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: All-Archeo bv